Montagelift LM/LH serie 4
(1)
De ondernemer moet ervoor zorgen dat transportwerktuigen, hun
aangebouwde apparatuur en de volgens dit
ongevallenpreventievoorschrift voor het gebruik van transportwerktuigen in
smalle gangen noodzakelijke veiligheidsinstallaties met tussenpozen van
hoogstens een jaar worden gecontroleerd door een deskundige.
(2)
De ondernemer moet ervoor zorgen dat de veiligheidsinstallaties die
noodzakelijk zijn bij het gebruik van transportwerktuigen in smalle gangen
dagelijks worden gecontroleerd op een goede werking. Dit geldt niet
wanneer uitval van de veiligheidsinstallaties automatisch en voor het
personeel dat de machines bedient duidelijk zichtbaar wordt aangegeven.
De periodieke inspecties omvatten de controle van de staat van de
onderdelen en voorzieningen, de volledigheid en werking van de
veiligheidsinstallaties en de volledigheid van het inspectiebewijs.
(1) De ondernemer dient bewijs te hebben van de terugkerende inspecties.
Het inspectiebewijs moet het volgende bevatten:
1. datum en omvang van de controle met opgaaf van eventueel nog uit te
voeren deelinspecties;
2. het resultaat van de controle met opgaaf van de vastgestelde problemen;
3. de beoordeling of er bezwaren bestaan tegen het continueren van de
werkzaamheden;
4. informatie over noodzakelijke nacontroles;
5. naam en adres van de inspecteur.
Bij transportwerktuigen met een chassis dat door spierkracht wordt bewogen,
hoeft het bewijs alleen te worden getoond op verzoek van de verzekering of
de instantie die belast is met de arbeidsveiligheid.
(2) De ondernemer dient ervoor te zorgen dat in het inspectiebewijs wordt
genoteerd wanneer de bij de inspectie vastgestelde problemen zijn
verholpen.
(3)
De ondernemer dient ervoor te zorgen dat de inspectiebewijzen zo nodig
kunnen worden ingezien.
44
§37
Periodieke inspecties
§38
Omvang van de inspectie
§39
Inspectiebewijs
102000157