102000157
Handelwijze tijdens het gebruik
(1) De chauffeur mag transportwerktuigen alleen besturen vanaf de daartoe
bestemde bestuurdersplaats. Hij dient er bij alle bewegingen van het
transportwerktuig op te letten dat verzekerden geen gevaar lopen.
(2) Verzekerden moeten op het verkeer van transportwerktuigen letten. Zij
mogen zich niet begeven in het gebied waar lasten worden opgeladen of
weer neergezet. Indien dit niet te vermijden is, dienen zij de chauffeur daar
voortijdig van op de hoogte te brengen.
(3) Verzekerden mogen niet
1.
op de last, onder de getilde last, het opgeheven hefmiddel of de
opgeheven chauffeur of chauffeursplaats zijn;
2.
het opgeheven hefmiddel betreden wanneer het hiervoor niet is
uitgerust;
3.
op het transportwerktuig meerijden, wanneer het hiervoor niet is
uitgerust.
Gebruik in vuur- en explosiegevaarlijke gebieden
(1)
De ondernemer mag op vuurgevaarlijke plaatsen alleen gebruikmaken van
transportwerktuigen met verbrandingsmotor wanneer die geen
brandgevaar opleveren.
(2)
De ondernemer mag op explosiegevaarlijke plaatsen alleen
transportwerktuigen inzetten die beschermd zijn tegen explosies.
(3)
Wanneer gegarandeerd is dat er tijdens het gebruik van de
transportwerktuigen geen sprake is van een explosieve werkomgeving en
die ook niet kan ontstaan, mag de ondernemer ook andere
transportwerktuigen inzetten, indien hij het gebruik daarvan in een
schriftelijke instructie heeft geregeld.
(4)
Onder de voorwaarden van alinea 3 mogen chauffeurs van
transportwerktuigen alleen rijden in explosiegevaarlijke gebieden als de
ondernemer hiertoe schriftelijk opdracht heeft gegeven.
B. Bijzondere bepalingen voor het gebruik van bijzondere soorten
transportwerktuigen.
Transportwerktuigen met aangebouwde apparatuur
(1)
De ondernemer mag transportwerktuigen met aangebouwde apparatuur
alleen gebruiken indien aangebouwde apparatuur en transportwerktuig op
elkaar zijn afgestemd.
(2)
De chauffeur moet voor het gebruik van een aangebouwd apparaat
controleren of het aangebouwde apparaat is bevestigd en aangesloten
volgens de voorschriften.
(3)
De chauffeur dient erop te letten dat de draagkracht van de aangebouwde
apparatuur en de draagkracht van het transportwerktuig niet worden
overschreden.
V.
Controle
§16
§20
§23
Montagelift LM/LH serie 4
43