3.7.1 Test
1 Controleer of de voorschriften van hoofdstuk 1 "WAARSCHU-
WINGEN" nauwgezet opgevolgd zijn.
2 Voer sluit- en openingsproeven met het hek uit, gebruikmaken van de
schakelaar of radiozender, om na te gaan of de hekbeweging volgens de
verwachtingen plaatsvindt. Het is beter diverse proeven te doen om te
zien of het hek goed schuift en eventuele montage- of instellingsdefec-
ten of de aanwezigheid van bijzondere wrijvingspunten vast te stellen.
3 Controleer een voor een de goede werking van alle veiligheidsinrichtin-
gen van de installatie (fotocellen, gevoelige randen, enz.). Met name elke
keer dat een inrichting in werking treedt, knippert de LED "ECSBus" op
de besturingseenheid langer om te bevestigen dat de besturingseenheid
de gebeurtenis herkent.
4 Om de fotocellen te controleren en met name of er geen interferenties
met andere inrichtingen zijn, voert u een 30 cm lange cilinder met een
diameter van 5 cm op de optische as eerst dichtbij de TX, vervolgens
dichtbij de RX en tenslotte in het midden van de twee en gaat u na of de
inrichting in alle gevallen in werking treedt en van de actieve status over-
gaat naar de alarmstatus en omgekeerd. Tenslotte controleert u of in de
besturingseenheid de vastgestelde handeling veroorzaakt wordt. Bij-
voorbeeld of in de sluitmanoeuvre de beweging omgekeerd wordt.
3.7.2 Inbedijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle testfasen met
succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of in "tijde-
lijke" situaties is niet toegestaan.
1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat ten minste het
volgende moet bevatten: overzichtstekening (bijvoorbeeld afbeelding 1),
elektrisch bedradingsschema (bijvoorbeeld afbeelding 17), gevarenanay-
se en bijbehorende toegepaste oplossingen, verklaring van overeen-
stemming van de producent van alle gebruikte inrichtingen. Gebruik voor
SL0 bijlage 1 "CE verklaring van overeenstemming van de SL0 elemen-
ten".
2 Plaats een plaatje op het hek met ten minste de volgende gegevens:
type automatisering, naam en adres van de bouwer (verantwoordelijk
voor de "inbedrijfstelling"), serienummer, bouwjaar en "CE"markering.
4 Onderhoud
Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige inachtne-
ming van de veiligheidsvoorschriften van deze handleiding en vol-
gens de vigerende wettelijke voorschriften en regelgeving.
De inrichtingen voor de automatisering SL0 vereisen geen bijzonder
onderhoud. Controleer regelmatig, ten minste om de zes maanden, de
goede werking van alle inrichtingen.
4.1 Sloop en afvalverwerking
SL0 bestaat uit verschillende soorten materiaal, enkele daarvan kunnen
gerecycled worden (aliminium, plastic, elektrische kabels, voor andere is
afvalverwerking vereist (kaarten met elektronische elementen).
LET OP: sommige elektronische componenten kunnen vervuilen-
de stoffen bevatten. Werp ze niet in het milieu. Stel u op de hoog-
te van de recyclingsystemen of afvalverwerking van SL0 met
inachtneming van de vigerende plaatselijke voorschriften.
1 Wend u tot een gekwalificeerde elektricient om de aansluiting van de
automatisering op het elektriciteitsnet te verwijderen.
2 Demonteer alle inrichtingen en toebehoren in omgekeerde volgorde als
beschreven in hoofdstuk 3 "Installatie".
Afbeelding 66
5 Voer de botsingskrachtmeting uit volgens de voorschriften van de norm
EN 12445 en probeer eventueel de instelling te vinden die de beste resul-
taten oplevert indien de "motorkracht" controle gebruikt wordt als hulp-
middel voor vermindering van de botsingskracht.
3 Vul de verklaring van overeenstemming in en geef hem aan de eigenaar
van de automatisering. Hiertoe kan bijlage 2 "CE verklaring van overeen-
stemming" gebruikt worden.
4 Maak een gebruiksaanwijzing en geef deze aan de eigenaar van de
automatisering. Hiertoe kan bijvoorbeeld ook "Bijlage 3 GEBRUIKSAAN-
WIJZING" gebruikt worden.
5 Maak een onderhoudsplan met de onderhoudsvoorschriften voor alle
inrichtingen van de automatisering en geef dit aan de eigenaar van de
automatisering.
6 Stel de eigenaar voor de inbedrijfstelling goed op de hoogte van de nog
aanwezige gevaren en risico's.
Voer hiertoe alle in hoofdstuk 3.7.1 "Test" voorgeschreven proeven en
controles uit evenals de aanwijzingen van hoofdstuk 7.3.3 "Aan de
gebruiker toegestane onderhoudsingrepen".
Volg de aanwijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan voor even-
tuele andere inrichtingen.
3 Verwijder de batterijen van de radiozenders.
4 Verwijder de elektronische kaarten.
5 Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en geef
deze aan bedrijven die zich bezighouden met het hergebruik en de afval-
verwerking daarvan.
6 Werp de resterende structuren weg via de daarvoor bestemde afval-
verzamelcentra.
Voorschriften SL0 19