3.4 Aansluiting van de stroomtoevoer
Steek voor de tests de stekker van de reductiemotor in een stopcontact
en gebruik daarbij eventueel een verlengsnoer.
Voor de fase van de eindtest en ingebruikstelling dient de reductiemotor
vast op het elektriciteitsnet te worden aangesloten.
Deze handeling dient door een erkende elektricien op de volgende
manier te worden uitgevoerd:
1 Vergewis u ervan dat de stekker van de reductiemotor niet in het stop-
contact is gestoken
2 Haal de kabel uit het stroomklemmetje van de reductiemotor.
3 Maak het bandje onder het klemmetje wat losser en haal de kabel
daardoorheen weg.
4 Haal de definitieve aansluitkabel van de reductiemotor op het elektrici-
teitsnet door het bandje heen.
5 Sluit de kabel op het stroomklemmetje van de reductiemotor aan.
6 Draai het bandje weer vast.
3.5 Eerste controles
Zodra u de besturingseenheid onder spanning hebt gezet is het raad-
zaam enkele eenvoudige controles te verrichten:
1 Controleer of de led OK [A] regelmatig knippert met een frequentie van
circa één knippering per seconde.
Afbeelding 59
2 Controleer of de led SAFE [B] op de fotocellen uit is of knippert; het is
niet van belang hoe het ledje knippert - dat hangt af van andere factoren
- maar dat het niet ononderbroken brandt.
Afbeelding 60
3.5.1 Herkennen van de openings- en sluitstand van de poort
De besturingseenheid dient de openings- en sluitposities van de poort te
kunnen herkennen; in dit stadium wordt de loop van de poort gemeten
vanaf de mechanische stop in sluitstand tot die in openingsstand.
Behalve deze posities wordt in dit stadium de configuratie van de ingang
STOP alsook de aanwezigheid, of afwezigheid, van de aansluiting in de
modus "Fototest" van de ingang FOTO gemeten en opgeslagen.
1 Ontgrendel de reductiemotor met de speciale ontgrendelingssleutels -
zie de paragraaf "Ontgrendeling van de reductiemotor" op pagina 34 - en
zet de poort halverwege zodat die vrijelijk in de openings- en sluitrichting
kan bewegen; vergrendel daarna de reductiemotor.
2 Druk op de toets P3 [A] en houd die ingedrukt.
3 Laat de toetsen los wanneer de manoeuvre van start gaat (na circa 3s)
4 Controleer of de lopende manoeuvre een sluitmanoeuvre is; zo niet
druk dan op toets P3 [A] en draai de stand van de jumper om (zie afb.
50 en 51); herhaal daarna vanaf punt 1.
5 Wacht tot de besturingseenheid de herkenningsfase heeft uitgevoerd:
sluiten, openen en opnieuw sluiten van de poort.
A
B
Afbeelding 57
3 Controleer of het lampje voor verlichting in het donker [C] op de sleu-
telschakelaar KS1 brandt.
Afbeelding 61
4 Als dit niet gebeurt, is het raadzaam de stroomtoevoer naar de bestu-
ringseenheid te onderbreken en de aansluitingen van de kabels nog eens
nauwkeurig te controleren. Zie voor verdere nuttige aanwijzingen ook de
hoofdstukken 5.5 "Oplossen van problemen" en 5.6 "Diagnostiek en sig-
naleringen".
Afbeelding 62
6 Verricht verschillende openings- en sluitmanoeuvres en controleer
daarbij dat de poort tenminste 2-3 centimeter voor de mechanische
stops als gevolg van het bereiken van de eindschakelaar stopt.
Afbeelding 58
C
A
Voorschriften SL0 17