Pagina 1
Dynamis Split Lucht/ Water warmtepomp Montage en bedieningshandleiding HPS.Z 06 (art nr 800 100 030) HPS.Z 08 (art nr 800 100 040) HPS.Z 12 (art nr 800 100 050) HPS.Z 16 (art nr 800 100 060) Made by Kospel Versie 20230119...
Pagina 2
Let op: De HPS.Z warmtepompen bevatten gefluoriseerde broeikasgassen Werkzaamheden aan het koelproces en koeltechnische handelingen mogen allen worden uitgevoerd door hiertoe gecertificeerd personeel Waarschuwingen: Gebruik geen andere middelen om het ontdooiproces te versnellen of schoon te maken dan die aanbevolen zijn door de fabrikant. Het apparaat dient te worden opgeslagen in een ruimte waar geen ontstekingsbron actief is (bijvoorbeeld open vuur, een werkend gastoestel of...
INHOUD 1 Veiligheidsinstructies ............................6 2 Product informatie ............................... 8 3 Hydraulische installatie ............................10 3.1 Installatie met verwarmingswaterbuffervat: ....................10 3.2 Installatie met verwarmings-/koelwaterbuffervat: ..................10 4 Eisen aan de opstellingsruimte .......................... 11 4.1 Binnenunit ..............................11 4.2 Buitenunit ..............................12 5 Buitenunit monteren ............................
Pagina 4
11 Opstarten warmtepomp met Start up assistent ....................55 12 Opstarten warmtepomp zonder Start up assistent ..................57 12.1 Instellen parameters: “installatie schema 7000”..................57 12.2 Parameter voor circulatiepompen en andere componenten ..............60 13 Bediening van de warmtepomp........................65 13.1 Uitleg display ............................
Pagina 5
13.34 Helderheid van de displayverlichting instellen ..................89 13.35 Naam voor de verwarmings-/koelcircuits instellen ................89 13.36 Favoriet verwarmings-/koelcircuit voor basismenu instellen..............90 13.37 Tijd en datum instellen ........................... 90 13.38 Menutaal instellen ..........................90 13.39 Temperatuureenheid instellen (°C/°F) ....................90 13.40 Informatie bekijken ..........................
1 Veiligheidsinstructies 1. Lees vóór installatie deze handleiding door. Door uzelf vertrouwd te maken met deze gebruikershandleiding, kunt u het apparaat op de juiste manier installeren en bedienen, waardoor een langdurige en betrouwbare werking wordt gegarandeerd. 2. Het apparaat moet worden geïnstalleerd in overeenstemming met de geldende normen en voorschriften voor: - elektrische installaties (bijv.
Pagina 7
18. Het koudemiddel is een lucht-verdringend, kleurloos en geurloos gas. - HPSZ.06 en HPSZ.08 bevatten koudemiddel R32. R32 vormt in combinatie met lucht een brandbaar mengsel. - HPSZ.12 en HPSZ.16 bevatten koudemiddel R410a. R410A is niet ontvlambaar. 19. Het ongecontroleerd ontsnappen van koelmiddel in gesloten ruimtes kan tot ademnood en tot verstikking leiden: - Koelmiddel niet inademen.
2 Product informatie De Dynamis Split warmtepomp (HPS.Z) is een apparaat dat wordt gebruikt om het gebouw te verwarmen/koelen en eventueel het tapwater te verwarmen. Het apparaat bestaat uit twee hoofdcomponenten: - Buitenunit HPSO, waarin de compressor, verdamper en expansieventiel zijn opgenomen. Het werkingsprincipe van het apparaat bestaat uit het opnemen van warmte uit de buitenlucht en transporteren naar het verwarmingscircuit in het gebouw.
Pagina 9
Vereiste extra uitrusting Om het buitendeel en het binnendeel met elkaar te kunnen laten communiceren, is een speciale datakabel benodigd. Deze speciale Modbus-aansluitkabel dient separaat te worden besteld en is verkrijgbaar in een lengte van 15m of 30m. Wij adviseren om de warmtepomp te installeren op een SVK-buffer. De warmtepomp zorgt er dan voor dat de buffer de juiste temperatuur heeft volgens de ingestelde stooklijn.
3 Hydraulische installatie De in de binnen-unit ingebouwde circulatiepomp levert verwarmingswater aan de SVK buffer, of eventueel de indirect gestookte boiler. De ingebouwde driewegklep is verantwoordelijk voor het schakelen tussen ruimteverwarming en warmwaterbereiding. De opbouw van de installatie kan op twee hoofdmanieren: 3.1 Installatie met verwarmingswaterbuffervat: Ruimteverwarming: De warmtepomp verwarmt tot maximaal 3 verwarmings-/koelcircuits:...
4 Eisen aan de opstellingsruimte 4.1 Binnenunit Zowel de binnen unit als de buitenunits zijn er in verschillende modellen Afhankelijk van welk vermogen u heeft aangeschaft, treft u een van onderstaande modellen aan: Heetgasleiding (koudemiddelcircuit) (zie onderstaande tabel) Vloeistofleiding (koudemiddelcircuit) (zie onderstaande tabel) Aanvoer CV water naar indirect gestookte boiler: G 1¼”...
5 Buitenunit monteren Transport Let op: Stoten, druk en trekbelasting kunnen de buitenwanden van het toestel beschadigen! Bovenkant, voorzijde en zijwanden van het toestel niet belasten! Let op: het buitendeel dient rechtstandig te worden vervoerd en opgeslagen! Kantelen kan er voor zorgen dat smeerolie in het koelcircuit terecht komt en schade veroorzaakt aan het toestel! Maximale kantelhoek: 45°...
Pagina 14
Opstelling: • Niet met de uitblaaszijde tegen de hoofdwindrichting in installeren. • Buitenunit niet via kelderschachten of bodembakken monteren. • Zorg er voor dat wanddoorvoeren en beschermbuisleidingen zo recht mogelijk (zonder bochten) door de wand lopen. Maak de wanddoorvoer iets onder afschot richting buiten, zodat eventuele condensvorming naar buiten loopt.
Pagina 15
• Kies de montageplaats met inachtneming van de wetmatigheden en tevens wettelijke voorschriften voor geluidsafvoer en reflecties. • Niet naar of onder vensters van slaapkamers installeren, • Niet boven kelderschachten of in een bodembak installeren, • Minimaal 3 meter afstand houden tot vensters en kelderschachten, •...
Bij een buitenunit met twee ventilator (bij HPS.Z-12 en HPS.Z-16) adviseren wij de volgende minimale afstanden: Omschrijving: Leidingdoorvoer boven maaiveldhoogte > 100mm > 200mm > 300mm > 1000mm Leidingdoorvoer onder maaiveldhoogte > 100mm > 400mm > 300mm > 1000mm 5.1 Plat dak montage Wanneer het buitendeel op een plat dak geplaatst wordt, kunnen hiervoor zogenaamde rubberen bigfoot blokken worden gebruikt.
5.2 Vloermontage Wanneer het buitendeel op de vloer wordt gemonteerd, bijvoorbeeld in de tuin, adviseren wij om hier een fundering onder te maken, waaraan een eventuele vloerconsole/ beugel kan worden gemonteerd. Door hier onder en tussen grind te plaatsen tot onder de vorstgrens, wordt een adequate condensafvoer gerealiseerd.
5.3 Vloermontage met console, kabeldoorvoer boven maaiveld Wanneer het buitendeel op een vloerconsole wordt gemonteerd, en de leidingdoorvoer boven het maaiveld is gepositioneerd, adviseren wij om onderstaande afbeelding te volgen. Het bochtstuk H is vooral bedoeld om eventuele geluidsoverdracht te verminderen. Deze bocht wordt in de heetgasleiding gebogen.
5.4 Vloermontage met console, kabeldoorvoer onder maaiveld Wanneer het buitendeel op een vloerconsole wordt gemonteerd, en de leidingdoorvoer onder het maaiveld is gepositioneerd, adviseren wij om onderstaande afbeelding te volgen. De buis waar de leidingen door naar binnen gaan kunnen nadien worden volgespoten met PUR- schuim, om condensvorming en ongedierte te voorkomen.
5.5 Montage met wandconsole Wanneer het buitendeel op een wandconsole wordt gemonteerd, adviseren wij om onderstaande afbeelding te volgen. Let op: deze montagewijze is niet toegestaan bij de modellen met twee ventilatoren (HPS.Z-12 en HPS.Z-16)! Het bochtstuk H is vooral bedoeld om eventuele geluidsoverdracht te verminderen. Deze bocht wordt in de heetgasleiding gebogen.
6 Installatie van de binnenunit Transport Let op: Stoten, druk en trekbelasting kunnen de buitenwanden van het toestel beschadigen! Bovenkant, voorzijde en zijwanden van het toestel niet belasten! 6.1 Eisen aan de stookruimte Let op: Een ongunstig binnenklimaat kan de werking verstoren en het toestel beschadigen. •...
Pagina 22
Modellen met R410a koudemiddel (HPS.Z-12 en HPS.Z-16): • Zorg voor goede ventilatie (afzuiging) in de opstellingsruimte, • De opstellingsruimte moet een minimale inhoud hebben van 5,7m • Bij leidinglengtes van >10 m moet koelmiddel worden bijgevuld. Het minimale kamervolume moet afhankelijk van de extra vulling worden herberekend, Het minimale ruimtevolume van de stookruimte hangt conform EN 378 van de vulhoeveelheid en de samenstelling van het koelmiddel af.
6.2 Binnenunit aan de wand monteren • Controleer vóór montage of de wand voldoende draagkrachtig is (advies > 200kg/m2), • Gebruik montagemateriaal dat geschikt is voor het type wand, voldoende draagkrachtig is om het binnendeel te kunnen dragen, • Neem bij het monteren van het binnendeel de volgende minimale ruimtes rond het toestel in acht:...
7 Aansluiten van de koudemiddelleidingen • Af fabriek zit de juiste hoeveelheid koudemiddel (voor een normale installatie) voorgevuld in de buitenunit. • De doorvoertules voor de afdichting van de openingen (in het binnendeel) voor de koelmiddelleidingen zijn in de leveringsomvang van de binnenunit inbegrepen. •...
7.1 Wanddoorvoering De binnen- en buitenunit worden via de koelmiddelleidingen en de elektrische verbindingskabel met elkaar verbonden. Hiervoor zijn wanddoorvoeringen mogelijk noodzakelijk. Bij het maken van deze doorvoeringen goed opletten op dragende constructiedelen, balken, isolatiemateriaal, dampscherm, enz. Monteer de doorvoerbuis onder afschot (2-5°) naar buiten toe, zodat eventuele condensvorming naar buiten loopt.
7.3 Geluid en vibratieontkoppeling Om geluidsoverdracht via leidingen en doorvoeringen zo veel mogelijk te voorkomen houdt u bij de montage rekening met de volgende aandachtspunten: Wanddoorvoer: • Maak geen wanddoorvoering door een dragend constructiedeel zoals een latei, draagbalk, stalen bint, enz. •...
7.4 Buitenunit: koudemiddelleidingen aansluiten Aanwijzing Voor het doorvoeren van de koelmiddelleidingen zijn bij de verschillende modellen buitenunits op verschillende plaatsen markeringen in de behuizing voorzien: • Warmtepomp HPS.Z-06 (buitenunit HPSO 06/230): De koudemiddelleidingen kunnen via de achterzijde van de buitenunit worden ingevoerd. •...
7.5 Binnenunit: koudemiddelleidingen aansluiten Ook bij het aansluiten van de koudemiddelleidingen aan de binnenunit gelden ongeveer dezelfde aandachtspunten en handelingen: 1. Schroef de klemwartel van de aansluitkoppeling af, schuif deze om de koudemiddelleiding. Tijdens het losschroeven van de kapjes, kunt u druk horen ontsnappen. Dit is stikstof (ca 2 Bar), dat in het binnendeel is opgeslagen om deze te beschermen tegen vocht.
8 Binnenunit: secundaire circuit aansluiten Sluit de cv-water voerende leidingen aan op de buffer en eventueel toegepaste indirect gestookte boiler. Aanvoerleiding naar indirect gestookte boiler (G 1¼” binnendraad) Gecombineerde retour vanaf SVK buffer en indirect gestookte boiler (G 1¼” binnendraad) Aanvoerleiding naar SVK buffer (G 1¼”...
Pagina 31
Afb 26 HPSO: Buitenunit warmtepomp HPSI: Binnenunit warmtepomp SVK: 100L buffer SWPC: 300L indirect gestookte boiler met extra groot spiraal oppervlak installatiepomp met eventuele mengkleppen, door derden te verzorgen De installatie pomp kan vanuit de regeling van de warmtepomp worden aangestuurd. Afgiftesysteem (bij voorkeur) laag temperatuur, door derden te verzorgen Warm tapwater uitlaat Koud water inlaat (hier dient een 6Bar inlaatcombinatie te worden geplaatst)
8.1 Afgiftesysteem: aandachtspunten • Wanneer laag temperatuur vloerverwarming als afgiftesysteem wordt gebruikt, adviseren wij om in de toevoer van de unit, een thermostaatventiel als maximumtemperatuurbegrenzing in te bouwen. • Lekkende hydraulische verbindingen kunnen delen van het toestel (zoals electronica) beschadigen. Zorg dat het afgiftesysteem vooraf desnoods afgeperst is, en repareer eventuele lekkages direct, •...
8.2 Elektrisch aansluiten binnen – buiten unit Scheidingsinrichtingen voor niet geaarde geleiders • In de netaansluitleiding moet een scheidingsinrichting worden voorzien, die alle actieve geleiders met alle polen van het netwerk scheidt, en met de overspanningscategorie III (3 mm) voor volledige scheiding overeenstemt. Deze scheidingsinrichting moet conform de bepalingen in de vastgelegde elektrische installatie worden gemonteerd, bijv.
Pagina 34
Aangezien er verschillende buitenunits zijn, is de wijze van bekabeling bij deze modellen ook verschillend. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de bekabeling dient te worden aangesloten. In de basis geldt voor elk type dat: • Een directe voeding (A) vanuit de meterkast naar het buitendeel aanwezig moet zijn, voorzien van een werkschakelaar, •...
8.3 Voedingen aansluiten HPS.Z-06 Open de aansluitkap van het buitendeel: A: Aansluitruimte Modbus-verbinding met binnenunit+ Netaansluiting buiten unit...
8.4 Voedingen aansluiten HPS.Z-08 Open de aansluitkap van het buitendeel: Aansluitruimte Modbus-verbinding met binnenunit Netaansluiting buiten unit...
8.5 Voedingen aansluiten HPS.Z-12 en HPS.Z-16 Open de aansluitkap van het buitendeel: Aansluitruimte Modbus-verbinding met binnenunit Netaansluiting buiten unit...
8.6 Voedingen aansluiten binnen-unit (alle types) De aansluiting van de voeding van de warmtepompregeling vindt u in het binnendeel. De voeding is 230V, en dient afgezekerd te worden op maximaal 16A. U sluit de voeding aan op klem X40: Gebruik voor deze aansluiting bij voorkeur flexibele kabel. De voeding voor het elektrische bijverwarmingselement bedraagt een krachtgroep van 3x 16A.
8.7 Binnen unit: Elektrische kabels naar de aansluitruimte plaatsen Zorg er bij het aansluiten van de voedingen en andere bedrading dat deze op de juiste manier door het toestel lopen. Wanneer de bedrading niet op de juiste manier wordt gemonteerd wordt het bij service werkzaamheden mogelijk lastig om alle onderdelen in het toestel goed te bereiken.
8.8 Elektrisch aansluiten randapparatuur en afgiftesystemen De Dynamis Split warmtepomp is een geavanceerd apparaat met veel opties en mogelijkheden. Er zijn op de printplaten veel aansluitingen aanwezig, ook voor toekomstige mogelijkheden. Op de afbeelding op de volgende bladzijde ziet u een overzicht van de printplaten, inclusief de nummering van een aantal connectoren.
9 Binnen unit: Basisprintplaat (bedrijfscomponenten 230 V~) Toelichting bij de aansluitwaarden: • Het aangegeven vermogen is het aanbevolen aansluitvermogen. • De som van het vermogen van alle rechtstreeks op de warmtepompregeling aangesloten componenten (bijv. pompen, kleppen, meldinrichtingen, relais) :Max. 1000 W Wanneer het totale vermogen <...
Pagina 44
Stekker 212 Klemmen Functie Toelichting ■ Als een verwarmingswaterbuffer aanwezig is, wordt 212.2 CV-pomp verwarmingscircuit zonder mengklep A1/VC1 deze pomp aanvullend op de secundaire pomp aangesloten. ■ Thermostaat als maximumtemperatuurbegrenzing voor vloerverwarmingscircuit (indien aanwezig) in serie aansluiten. Aansluitwaarden ■ Vermogen: 100 W ■...
9.1 Binnen unit: Uitbreidingsprintplaat op basisprintplaat (bedrijfscomponenten 230 V~) Toelichting bij de aansluitwaarden: • Het aangegeven vermogen is het aanbevolen aansluitvermogen. • De som van het vermogen van alle rechtstreeks op de warmtepompregeling aangesloten componenten (bijv. pompen, kleppen, meldinrichtingen, relais) mag een waarde van 1000 W niet overschrijden.
Pagina 47
Veiligheidstemperatuurbegrenzer voor warmtepomp in combinatie met externe warmtegenerator Klemmen op uitbreidingsprintplaat Brug van X3.1 naar 222.3 plaatsen. Aansluiting op de externe warmtegenerator aan de klemmen ”externe aanvraag” Veiligheidstemperatuurbegrenzer ter bescherming van de warmtepomp (max. 70 °C) Relais • Dimensionering overeenkomstig de externe warmteopwekker •...
Stekker 225 Klemmen Functie Toelichting 225.1 CV-pomp van het verwarmingscircuit Thermostaat als maximumtemperatuurbegrenzing voor met mengklep M2/HK2 vloerverwarmingscircuit (indien aanwezig) in serie aansluiten. Aansluitwaarden: ■ Vermogen: 100 W ■ Spanning: 230 V~ ■ Max. schakelstroom: 4(2) A 225.2 Aansturing van de mengklepmotor Aansluitwaarden: ■...
Pagina 49
Kroonsteentjes (meld en veiligheidsaansluitingen) Klemmen Functie Toelichting X3.1 Fase geschakeld Via netschakelaar regeling Let op: Totale belasting van 1000 W van alle aangesloten componenten respecteren. X3.6 Blokkering door energiebedrijf (brug Potentiaalvrij verbreekcontact vereist: ■ Gesloten: warmtepomp in werking X3.7 in de fabriek geplaatst) ■...
10 Afpersen en op dichtheid controleren van het koudemiddelcircuit Let op: • De handelingen die in dit hoofdstuk moeten worden uitgevoerd, zijn koudemiddelhandelingen. Deze handelingen mogen alleen worden uitgevoerd door gecertificeerd vakpersoneel (BRL200 certificaat) conform verordeningen EU 517/2014 en 2015/2067. •...
Pagina 52
Binnen unit Heetgasleiding Buiten unit Service afsluiter Vul afsluiters HD-afsluiter Vloeistofleiding HD-slang 4-weg manometerset Vaccuümpomp LD-afsluiter Vacuümmeter Stikstoffles Afb 42 Spoelen met stikstof: • Sluit de manometerset met de HD-poort aan op de service-afsluiter van het buitendeel, zoals op bovenstaande afbeelding, •...
Pagina 53
Vaccumeren koudemiddelcircuit: • Laat via de REF-poort van de manometerset de druk verder zakken tot ca 0,3 Bar, en sluit de poort weer. • Sluit op de LD-poort van de manometerset een vacuüm druk meter aan en open de LD afsluiter, •...
Pagina 54
Warmtepomp sluiten Zodra alle handelingen zijn uitgevoerd en alle elektrische aansluitingen zijn gemaakt kan het binnendeel van de warmtepomp worden gesloten. Wanneer de voorplaat niet goed dicht zit, kan dit leiden tot schade veroorzaakt door condensatie en trillingen. Ook kan het leiden tot ongewenst hogere geluidsproductie. afb 43 1.
11 Opstarten warmtepomp met Start up assistent Zodra alle installatiewerkzaamheden zijn voltooid, kan worden begonnen met het opstarten van de warmtepomp. Hierbij dienen de instellingen van de warmtepompregelaar te worden aangepast aan de situatie zoals die ter plaatse van toepassing is. Dit kan worden uitgevoerd d.m.v. de ingebouwde “in bedrijfsstelling assistent”...
Pagina 56
Zet de aan/uit schakelaar op de controller aan. Allereerst zal de vraag “Startup?” bij eerste keer opstarten automatisch naar voren komen. Indien deze vraag niet wordt gesteld, kunt u het opstart menu ook door de knop in te drukken en vervolgens de warmtepomp aan te zetten.
12 Opstarten warmtepomp zonder Start up assistent Het is ook mogelijk om de eerste opstart en het instellen van de juste parameters handmatig te doen, zonder de start-up assistent. Dit wordt hieronder uitgelegd. Start het service menu op. Dit kan vanuit ieder scherm worden verricht. Hiervoor drukt u de OK + toetsen gelijktijdig in, en houdt deze ca 4 seconden vast.
Pagina 58
Om tot de juiste instellingen te komen is het van belang dat men het juiste bijbehorende installatieschema selecteert. Zo zijn bijvoorbeeld parameter voor een 2 verwarmingscircuit niet beschikbaar, wanneer voor schema 1 of 2 wordt gekozen. Overzicht van alle mogelijke installatie diagrammen: Installatieschema: Subonderdeel: Verwarming:...
Pagina 59
HPSO Buiten unit Mengklep HPSI Binnen unit Circulatiepomp Kospel CV-buffer LeidingfIlter SWPC Kospel indirect gestookte boiler TZas1 Bovenste temperatuurvoeler boiler (WE-019/1) A1/HC1 Verwarming/ koel groep zonder Tzas2 Onderste temperatuurvoeler boiler menggroep (WE-019/1) M2/HC2 Verwarming/ koel groep met Tpok Ruimtesensor (WE-033/02)
12.2 Parameter voor circulatiepompen en andere componenten...
Pagina 61
Parameter voor ingebouwde verwarmingswaterdoorstromer Parameter Instelling ”Elektr. hulpverwarming” --> ”Vrijgave verwarmingswaterdoorstromer 7900” "1" Let op: Nadat voor ”Vrijgave verwarmingswaterdoorstromer 7900” de waarde ”1” ingesteld werd, verschijnt automatisch de aanvraag ”Secundair circuit gevuld?”. Als deze aanvraag met ”Nee” bevestigd wordt, is de verwarmingswaterdoorstromer niet vrijgegeven.
Pagina 62
Warmtepomp op ongewone geluiden controleren Controleer tijdens het opstarten de diverse onderdelen op werking, maar ook op ongewone geluiden. Heel vaak is lucht in de installatie een belangrijke oorzaak voor ongewone geluiden, en minder efficiënt werken van de installatie. Ontlucht daarom de installatie meermaals. Functie van de installatie controleren Het installatieoverzicht toont de status van de warmtepompen-en installatiecomponenten, alsook de temperaturen.
Pagina 63
Veiligheidstemperatuurbegrenzer ontgrendelen In het binnendeel van de warmtepomp is de verwarmingswater doorstromer ingebouwd. Tevens is een maximale/ minimale temperatuurbeveiliging ingebouwd. Wanneer deze beveiliging is ingekomen, zal de doorstromer niet verwarmen, en moet de beveiliging worden gereset. Let op: Als de warmtepomp bv. tijdens opslag of transport wordt blootgesteld aan temperaturen lager dan –15 °C , kan de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de verwarmingswaterdoorstromer worden geactiveerd.
Pagina 64
De warmtepomp is nu (indien alle tests positief doorlopen zijn) ingesteld en klaar voor gebruik. Een aantal zaken zijn nog ingesteld volgens de fabrieksinstellingen: Verwarmen/ koelen: • Van 00:00 tot 24:00 wordt de ruimte verwarmd tot 20°C U kunt deze temperatuur zelf wijzigen (“wijzigen ruimtetemperatuur”), •...
13 Bediening van de warmtepomp. 13.1 Uitleg display Aan de voorzijde van het binnendeel is het display te vinden. Eén stap terug in het menu, of handeling afbreken Cursor pijlen scrollen door de zichtbare menu's, of wijzigen een waarde bevestigen van een keuze/ opslaan van de wijzigingen Roept de huidige status info op, of geeft extra informatie binnen het geselecteerde menu Activeert het uitgebreide menu.
In het standaard menu kunt u voor het geselecteerde verwarmings/koelingscircuit de volgende instellingen controleren/ wijzigen: • Standaard ruimtetemperatuur, • Het programma voor de huidige zone Indien de screensaver actief is, drukt u eerst een keer op OK. Wanneer de screensaver actief is, is het display minder verlicht.
13.3 Bedieningsprogramma Met het "Bedieningsprogramma" stelt u de functies in die u op uw systeem wilt hebben, b.v. of u nu ruimteverwarming/koeling of alleen tapwaterverwarming wilt. Als er meerdere CV-circuits in uw CV-installatie aanwezig zijn, stelt u het "Bedieningsprogramma" voor elk verwarmingscircuit afzonderlijk in. Alleen centrale verwarming Systeem met warm tapwater Systeem zonder warm tapwater...
Alleen warm water: Symbool Bedrijfsmodus Toelichting functie ■ Het tapwater wordt verwarmd volgens het ingestelde tapwater- temperatuur- en tijdschema: zie hoofdstuk "Tapwateropwarming". Alleen warm water ■ Geen centrale verwarming, geen koeling ■ Vorstbeveiliging voor een buffer (indien aanwezig) is ingeschakeld Centrale verwarming/ koeling: Symbool Bedrijfsmodus...
13.5 Externe contacten Het is mogelijk om met behulp van externe contacten de werking van de warmtepomp te beïnvloeden. Zo kan de warmtepomp met deze schakelcontacten bepaalde systeemcomponenten zoals een bijvoorbeeld mengklep worden in- of uitgeschakeld. Het kan ook zo zijn dat de warmtepomp wordt geïntegreerd in een gebouwbeheersysteem. Dit systeem schakelt bepaalde functies, systeemcomponenten of bedieningsprogramma's aan of uit, ongeacht uw instellingen.
Pagina 71
Voorbeeld van een ingesteld klokprogramma 1. Open het uitgebreide menu, 2. Kies: Verwarmen/ koelen 3. Indien meerdere circuits: gebruik < > om het juiste circuit te selecteren, 4. Kies: Klokprogramma verwarmen/ koelen 5. Selecteer één of meerdere dagen van de week, 6.
Pagina 72
Wanneer u het programma wilt gebruiken voor alle dagen, behalve maandag, doet u dit als volgt: 1. Selecteer de periode "maandag–zondag" en stel het tijdprogramma in. Fabrieksinstelling: hetzelfde voor alle dagen van de week, daarom is "maandag–zondag" aangevinkt. 2. Kies vervolgens "Maandag" en pas het tijdprogramma voor die dag aan. De eerder geselecteerde tijdfasen voor "maandag-zondag"...
13.7 Instellen van de standaard ruimtetemperatuur voor verwarmen/ koelen De standaard ruimtetemperatuur is de temperatuur waarbij de gebruiker zich comfortabel voelt. De ruimte wordt altijd tot die temperatuur verwarmd of gekoeld, wanneer in het klokprogramma het programma “Normaal” is geselecteerd. Vanaf de fabriek is de standaard temperatuur ingesteld op 20°C.
13.9 Instellen van de “Constante” voor verwarmen en koelen Naast de eerder behandelde “Normaal” en “Gereduceerde” ruimtetemperatuur, is het tevens mogelijk om gedurende een tijdblok een “Constante” te werken. Wanneer deze setting is geselecteerd, zal het volgende gebeuren: • De centrale verwarming vindt plaats met een vast ingestelde aanvoertemperatuur. Deze temperatuur staat vanaf de fabriek ingesteld op 40°C.
13. 12 Klokprogramma instellen voor centrale verwarming met een buffer Eerder hebben we een klokprogramma ingesteld voor de diverse verwarmingscircuits. Het is belangrijk dat ook de buffer op dezelfde tijdstippen voldoende warmte in zich heeft om de verwarmingscircuits van warmte te voorzien. Zorg er daarom voor dat deze programma’s met elkaar overeenstemmen.
13.13 Klokprogramma instellen voor centrale koeling met een verwarming/ koeling buffer In dit klokprogramma voor ruimtekoeling met verwarmingswater-/koelwaterbuffer, stelt u de tijdblokken in wanneer uw buffervat wordt gekoeld en tot welke temperaturen. Daarnaast geeft u aan of het gehele volume van de buffercilinder of slechts een gedeelte wordt gekoeld.
13.14 Instellen van de stooklijn/ koellijn Om er voor te zorgen dat de ruimtes in de winter optimaal verwarmd worden, en in de zomer optimaal gekoeld worden, wordt er gebruik gemaakt van een stooklijn en een koellijn. Voor elk gebouw kan een andere stooklijn van toepassing zijn. U kunt zelf de stooklijn selecteren die voor het gewenste comfort zorgt.
Pagina 78
Om de stook of koel lijn aan te passen opent u het uitgebreide menu: 1. Hiervoor drukt u de toets in, 2. Kies: “Verwarmen” of “Verwarm./ koeling”, 3. Indien mogelijk: selecteer de gewenste circuits waarvoor u de instellingen wilt wijzigen 4.
13.15 Verwarmen/ koelen uitschakelen Indien gewenst kunt u de verwarming, of de verwarming en koeling (tijdelijk) helemaal uitschakelen. Wanneer er slechts 1 installatiezone is ingesteld: U doet dit door met de pijltjestoetsen naar links of rechts meerdere malen in te drukken totdat “alleen warm water”...
Na het activeren is in het hoofscherm een cocktailglas te zien, als teken dat de party modus actief is. De party modus eindigt vanzelf na verloop van 8 uren, of nadat het programma overschakelt naar een “Normaal” tijdsblok of “Constante”. U kunt ook zelf de “Party werking”...
Op het display ziet u dat het vakantieprogramma actief is. Indien nodig kunt u via het uitgebreide menu ook de vakantiefunctie weer opheffen. Kies dan in bovengenoemd stappenplan voor: “vakantieprogramma wissen”. 13.18 Instellen van de standaard warm water temperatuur Indien er een indirect gestookte boiler wordt geïnstalleerd, is de standaard warm temperatuur vanaf de fabriek ingesteld op 50°C.
13.20 Tijdprogramma instellen warm water bereiding In het tijdprogramma voor warmwaterbereiding stelt u een tijdschema in, in welke perioden uw warm water tot welke temperatuur wordt verwarmd. Hierdoor kunt u bijvoorbeeld ’s nachts een lagere temperatuur instellen, zodat de warmtepomp dan geen warm water gaat maken.
Warmwaterboiler met 2 temperatuursensoren ”Bovenaan” Het bovenste deel van de warmwaterboiler wordt tot ”Gew. warmwatertemp.” opgewarmd, bijv. bij geringere warmwaterbehoefte. ”Normaal” Het volledige volume van de warmwaterboiler wordt tot ”Gew. warmwatertemp.” opgewarmd. ”Temp. 2” Het volledige debiet van de warmwaterboiler wordt op ”WW-temp. gewenst 2” opgewarmd 13.22 Inschakeloptimalisering instellen De inschakeloptimalisering zorgt er voor dat aan het begin van een periode in het tijdprogramma het warme water reeds tot de ingestelde temperatuur is opgewarmd.
13.24 Tijdprogramma instellen voor de (tapwater) circulatiepomp In het tijdprogramma voor de circulatiepomp stelt u in, in welke perioden de circulatiepomp continu of intervallen ingeschakeld is. Hiervoor kiest u voor elke periode een modus. Af fabriek is er geen periode voor de circulatiepomp ingesteld, d.w.z. dat de circulatiepomp uitgeschakeld is.
13.26 Geen warm water verwarmen Indien u geen warm tapwater wilt verwarmen, maar alleen de ruimtes verwarmen, stelt u de “normale warmtapwatertemperatuur” zo laag mogelijk in (10°C). Hiervoor opent u het uitgebreide menu: 1. Druk de toets in, 2. Kies: “Warm water”, 3.
Werkwijze voor de instelling van een tijdprogramma: Toelichting: Tussen de ingestelde perioden is de elektrische extra verwarming geblokkeerd. Modus voor elektrische extra verwarming: ”Trap 1” Enkel de kleinste modulatiestap mag worden ingeschakeld. ”Trap 2” De kleinste en middelste modulatiestap mogen worden ingeschakeld. ”Trap 3”...
Pagina 87
24:00 uur voor alle dagen. Het toerental van de ventilator wordt niet begrensd. 1. Uitgebreid menu: druk de toets in 2. ”Installatie” 3. ”Tijdprg. geluidsarm” 4. Stel de gewenste periodes en de werkingsstatus in. Toelichting: Tussen de ingestelde perioden wordt het toerental van de ventilator niet begrensd. Als de instelling van de geluiddempende werking geblokkeerd is, dan wordt 4 sec lang ”Niet te wijzigen”...
13.31 Stroom uit de fotovoltaïsche installatie gebruiken (alleen met opt. kWh meter) U kunt de door uw fotovoltaïsche installatie opgewekte stroom (eigen stroom) voor de werking van de warmtepomp gebruiken. Om deze functie te kunnen gebruiken dient u een of meerdere functies vrij.
13.32 Smart Grid De warmtepomp is voorbereid op de mogelijkheid om met een Smart Grid te werken. Hierbij is het mogelijk dat door de energieleverancier uw warmtepomp wordt in, of uitgeschakeld op momenten dat er in het net een stroom tekort, of overschot is. Op dit moment is dit bij de meeste energieleveranciers nog van toepassing.
13.36 Favoriet verwarmings-/koelcircuit voor basismenu instellen Als uw installatie over meer dan één verwarmings-/koelcircuit beschikt, heeft de bediening in het basismenu steeds effect op het verkozen verwarmings-/koelcircuit. In dit menu kiest u het favoriete verwarmings-/koelcircuit: Uitgebreid menu: ”Instellingen” ”Basismenu” Kies het verwarmings-/koelcircuit: ■...
Let op: afhankelijk van de opbouw en instellingen van de installatie, kunnen sommige onderdelen niet zichtbaar zijn. Wanneer u de verwarmings/koelingscircuits zelf een andere naam heeft gegeven, staan deze ook met die naam in de lijst. De meeste informatie gaat over de instellingen en waardes. In het dag logboek kan inhoudelijke informatie bekeken worden over hoe vaak/lang de warmtepomp heeft gedraaid gedurende een week.
13.42 Fabrieksinstellingen terugzetten U kunt alle gewijzigde waarden voor elk verwarmings, of koelcircuit, de warmwaterbereiding en verdere instellingen van de installatie individueel naar de fabrieksinstelling terugzetten: Uitgebreid menu: ”Instellingen” ”Basisinstelling” Kies de gewenste installatie voor de installatie, bijv. ”Warm water”. In de onderstaande tabel ziet u per onderdeel welke parameters gereset worden wanneer u voor een bepaalde categorie kiest: Systeem menu...
13.43 Berichten weergeven Bij speciale gebeurtenissen of bedrijfstoestanden in verband met uw warmtepomp of verwarmingssysteem geeft de warmtepompregeling opmerkingen, waarschuwingen of storingsmeldingen weer. Naast het tekstbericht knippert het bijbehorende symbool op het display: Bovendien knippert de storingsindicatie (rood) op de warmtepompregeling (achter het linker schuifklepje).
Let op: • Indien u een buzzer / alarm heeft geïnstalleerd om foutmeldingen ook te kunnen horen, wordt deze gedeactiveerd zodra de foutmelding door de gebruiker op het display is geaccepteerd. • Wanneer de fout wordt geaccepteerd, maar het probleem nog niet wordt verholpen, of nog niet kan worden verholpen, verschijnt de foutmelding de volgende dag vanaf 07:00 wederom op het display.
13.45 De warmtepomp uitschakelen Met vorstbeveiligingsbewaking Indien u slechts een gedeelte van de verwarmings-/koelcircuits de werking op vorstvrij wilt zetten, selecteert u het desbetreffende circuit in het standaard menu, en selecteert u met de < > toetsen het bedrijfsprogramma "Stand-by-modus". Voor alle verwarmings-/koelcircuits tegelijk: 1.
Pagina 97
Het warme water is te heet Instellingen in de warmtepompregelaar zijn Controleer de volgende instellingen en corrigeer indien nodig: ■ Tapwatertemperatuur. gewijzigd, of niet correct Het "oog" symbool knippert en Notitie wordt weergegeven. Verwijzing naar een bepaalde gebeurtenis of bedrijfstoestand van de warmtepomp Zie hoofdstuk "berichten weergeven"...
14.1 Inspectie en onderhoud van verwarmingssysteem De keuring en het onderhoud van een verwarmingsinstallatie wordt voorgeschreven door de normen DIN 4755, DIN 1988-8 en EN 806. Warmtepompinstallaties met een totale Co2 equivalent van méér dan 5000kg Co2 equivalent dienen volgens de verordeningen jaarlijks te worden onderhouden door een gecertificeerd installateur (BRL 100, categorie 1).
14.3 Checklist voor werkzaamheden voor de instandhouding Eisen/ aandachtspunten voor installaties met brandbare koelmiddelen: ■ Elke persoon, die aan het koelcircuit werkt, moet een bekwaamheidsbewijs door een industrie geaccrediteerde instantie kunnen voorleggen. Dit bekwaamheidsbewijs bevestigt de competentie in veilige omgang met koelmiddelen aan de hand van een in de industrie bekende procedure. ■...
Pagina 100
Maatregel/ actiepunt: Voltooid: Opmerking: Ventilatie van de werkplek ■ Reparaties in open lucht uitvoeren of werkplek voldoende verluchten, alvorens een ingreep in het koelcircuit wordt uitgevoerd of voor het begin van las- of soldeerwerken. ■ De ventilatie moet voor de volledige duur van de werkzaamheden worden behouden.
Pagina 101
Maatregel/ actiepunt: Voltooid: Opmerking: Reparaties aan afgedichte behuizingen ■ Bij werkzaamheden aan afgedichte componenten het toestel volledig spanningsvrij schakelen, ook voor het verwijderen van afgedichte deksels. ■ Als een spanningstoevoer tijdens de werkzaamheden absoluut vereist: om voor een potentieel gevaarlijke situatie te waarschuwen, moet een permanent werkende koudemiddeldetector op de kritieke plekken worden aangebracht.
Pagina 102
Maatregel/ actiepunt: Voltooid: Opmerking: 11 Koelmiddeldetectoren ■ In geen geval mogelijke ontstekingsbronnen voor de koudemiddeldetectie en de lekopsporing gebruiken. ■ Vlamlekopsporingstoestellen of andere detectoren met open vuur mogen niet worden gebruikt. 12 Lekopsporing Volgende lekopsporingsprocedure zijn geschikt voor installaties met brandbaar koudemiddel: Lekopsporing met elektronische koudemiddeldetectoren: ■...
15.7 Temperatuursensoren aansluiting en positie Aansluiting op de binnenunit Onderstaande temperatuursensoren zijn op regelaar- en sensorprintplaat aangesloten Temperatuursensor Meetelement ■ Buitentemperatuursensor (F0) NTC 10 kΩ ■ Buffertemperatuursensor (F4) ■ Boilertemperatuursensor boven (F6) en onder (F7) ■ Aanvoertemperatuursensor installatie (F13) ■ Aanvoertemperatuursensor koelcircuit (direct verwarmingscircuit A1/VC1 of apart koelcircuit SKK) (F14) ■...
15.8 Temperatuursensoren controleren Het is mogelijk om (bijvoorbeeld in het geval van vreemde regelsymptomen), de aanwezige sensoren te controleren. U doet dit door deze met een multimeter door te meten. Koppel voor deze meting de sensor af van het regelcircuit, stel de multimeter in op het meten van weerstand (let ook op de eventuele positie van de meetsnoeren: we willen Ohms meten).
Pagina 110
T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] 72,929 14,319 3,743 1,218 0,471 0,208 68,958 13,678 3,603 1,180 0,458 0,204 65,227 13,069 3,469 1,143 0,445 0,199 61,722...
Pagina 111
Indoor unit: Pt500A (green marking) T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] 441,100 502,000 562,300 623,900 94 681,200 125 739,800 443,100 503,900 564,200 622,000 95 683,100 126 741,700 445,100 505,900...
Pagina 112
Outdoor unit: NTC 15 kΩ (no marking) T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] 144,000 36,320 11,090 3,990 1,645 0,758 138,100 34,580 10,630 3,848 1,594 0,737...
Pagina 113
Outdoor unit: NTC 20 kΩ (no marking) T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] 265,500 62,130 18,320 6,403 2,577 1,164 249,900 59,080 17,550 6,167 2,495 1,131...
Pagina 114
Outdoor unit: NTC 50 kΩ (no marking) T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] T [°C] R [kΩ] 660,930 153,000 45,074 15,753 6,332 2,872 620,940 145,420 43,163 15,173 6,129 2,792...
15.9 Zekeringen controleren Indien er problemen zijn en bepaalde onderdelen niet (lijken) te werken, is het nuttig om te controleren of de zekeringen in het desbetreffende circuit nog intact zijn. Hieronder wordt de positie en werkwijze hiervoor beschreven. Zekering F1 bevindt zich op de netaansluitklem (X40) van de warmtepompregeling. Zekeringstype: -T 6,3A H, 250V - max.
15.10 Definitieve buitengebruikstelling en verwijdering Producten en onderdelen hiervan kunnen worden gerecycled. Componenten en verbruiksartikelen van de installatie mogen niet bij het gemeentelijk huisvuil worden afgevoerd Om het systeem buiten bedrijf te stellen, koppelt u de elektrische voeding los en wacht u tot de componenten afkoelen.
Pagina 117
1. Controleer de staat van de warmtepomp. Zorg ervoor dat de onderhoudsdeadlines zijn uitgevoerd. 2. Koppel het systeem los van de spanning. 3. Controleer of aan de veiligheidseisen voor werken met een koelcircuit wordt voldaan. 4. Plaats de koudemiddelcilinder op de weegschaal. 5.
16 Inbedrijfstellingsformulieren Het in bedrijf stellen van de warmtepomp is een belangrijke taak, die door een vakkundige monteur dient te worden uitgevoerd. Het koudemiddelzijdig in bedrijf stellen dient wettelijk gezien door een F-gassen gecertificeerde monteur te worden verricht! Werken aan koudemiddelcircuits zonder geldig F-gassen certificaat is een milieudelict en zodoende strafbaar! Het parameterzijdig in bedrijf stellen van de warmtepomp en secundaire installatie hoeft niet door een F-gas monteur te gebeuren.
Pagina 119
Warmtepomp HPS.Z inbedrijfstelkaart Datum van inbedrijfstelling: Adres: Postcode: Woonplaats: Installatiebedrijf: Monteur: Certificaat nummer F-gassen: Serienummer binnendeel: Serienummer buitendeel: Warm water boiler type: Buffer type: Afgiftesysteem: * Vloerverwarming Radiatoren Beide Regeling pomp afgiftesysteem: * Via warmtepomp via zone regeling via 230V kamerthermostaat water met anti Systeem gevuld met: * drinkwater...
Pagina 120
Protocol van de hydraulische parameters Instel- en meetwaarden gewenste waarde Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service Controle externe verwarmingscircuitpompen Type circulatiepomp Trap circulatiepomp Instelling overstortklep Inbedrijfstelling primair circuit Temperatuur luchtinlaat [°C] (”Diagnose” -> ”Installatieoverzicht”) Temperatuur lucht uitlaat [°C] (”Diagnose” -> ”Installatieoverzicht”) Temperatuurverschil (inlaat - uitlaat): * Bij aanvoertemperatuur secundair circuit 35°C en temperatuurinlaat <...
Pagina 121
Protocol van de regelingsparameters Installatiedefinitie: Parameter Code Toestand bij levering Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service ”Installatieschema” (zie hoofdstuk ”Installatieschema”) 7000 ”Interval voor langdurig gemiddelde buitentemperatuur” 7002 180 min ”Temperatuurverschil voor berekening verwarmingsgrens" 7003 40 (= 4,0K) ”Temperatuurverschil voor berekening koelgrens” 7004 40 (= 4,0K) ”Zwembad”...
Pagina 122
Externe warmtegenerator (in geval van hybride opstelling) Parameter Code Toestand bij levering Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service ”Vrijgave externe warmtegenerator” 7B00 ”Voorrang externe warmtegenerator/ verwarmingswater-doorstroomelement” 7B01 ”Bivalentietemperatuur externe warmtegenerator” 7B02 100 (=10°C) ”Inschakeldrempel externe warmtegenerator” 7B03 300 (=30 min) ”Inschakelvertraging externe warmtegenerator”...
Pagina 123
Zonnesysteem Parameter Code Toestand bij levering Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service Type solarregeling (optie niet mogelijk) 7A00 niet veranderen niet veranderen Extra elektrische verwarming Parameter Code Toestand bij levering Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service Vrijgave verwarmingswaterdoorstromer 7900 Vrijgave elek. verwarmingen voor warmwaterbereiding 7901 Vrijgave verwarmingswaterdoorstromer voor kamerverw.
Pagina 124
Verw. circuit 1 Parameter Code Toestand bij levering Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service Kamertemperatuur normaal 2000 200 (= 20°C) Kamertemperatuur gereduceerd 2001 160 (= 16°C) Afstandsbediening 2003 Kamertemperatuurregeling 2005 Niveau stooklijn 2006 0 (= 0K) Inclinatie stooklijn 2007 6 (=0,6) Invloed kamertemperatuurbijschakeling 200A Kamertemperatuurbijschakeling 200B...
Pagina 125
Verw. circuit 3 (alleen mogelijk met extra uitbreidingsprint!) Parameter Code Toestand bij levering Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service Kamertemperatuur normaal 4000 200 (= 20°C) Kamertemperatuur gereduceerd 4001 160 (= 16°C) Afstandsbediening 4003 Kamertemperatuurregeling 4005 Niveau stooklijn 4006 0 (= 0K) Inclinatie stooklijn 4007 6 (=0,6) Invloed kamertemperatuurbijschakeling...
Pagina 126
Fotovoltaïsch systeem Parameter Code Toestand bij levering Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/ Service Vrijgave eigenenergieverbruik PV 7E00 Aandeel ext. Stroom 7E02 10 (= 10%) Drempel elektr. Vermogen 7E04 afhankelijk van type Uitschakeldrempel (relatief) 7E07 0 (= 0kW) Vrijgave eigenenergieverbr. voor gew. WW-temperatuur 2 7E10 Vrijgave eigenenergieverbr.
18 Einde levensduur product Wanneer het product aan de einde van de levensduur gekomen is, mag het niet worden afgevoerd met het huishoudelijk afval! Het koudemiddelcircuit dient te worden leeggehaald door een F-gassen gecertificeerde monteur. Het koudemiddel dient te worden afgevoerd volgens de geldende regelgeving. Elektrische onderdelen kunnen worden ingeleverd bij een hiervoor bedoeld inzamelpunt.
Pagina 132
MASTERWATT B.V. POSTBUS 375 2990 AJ BARENDRECHT Tel. +31 (085) - 303 74 50 / www.masterwatt.nl / info@masterwatt.nl...