1.2 Bedrijfsomstandigheden
Vloeistoftemperatuur:
Deze is minimaal 0°C. De maximum vloeistoftempe-
ratuur is afhankelijk van de netspanning waarop de
motor is berekend, zie onderstaande tabel.
Spanning
1 x 100 V, 50 Hz
1 x 110 V, 50 Hz
1 x 100-110 V, 50 Hz*
1 x 220-230 V, 50 Hz
1 x 220-240 V, 50 Hz*
1 x 230-240 V, 50 Hz
1 x 100 V, 60 Hz
1 x 115 V, 60 Hz
1 x 220 V, 60 Hz
3 x 200 V, 50 Hz
3 x 380-400 V, 50 Hz*
3 x 380-415 V, 50 Hz
3 x 200 V, 60 Hz
Met intervallen van 30 minuten is het toegestaan,
dat de pomp vloeistoffen verpompt van maximaal
+70°C, mits dit niet langerduurt dan 2 minuten.
* Afwijkende spanning voor Unilift KP 350
Minimum temperatuur
voor niet in gebruik
zijnde pomp:
Installatiediepte:
1.3 Geluidsniveau
Binnen de grenzen als vermeld in de Richtlijn van de
Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wet-
gevingen van de Lid-Staten betreffende machines
(98/37/EG).
2. Elektrische aansluiting
N.B.: Afhankelijk van plaatselijke voorschriften moet
bij gebruik als verplaatsbare pomp voor diverse toe-
passingen, een pomp met 10 meter stroomkabel
worden gebruikt.
De elektrische aansluiting dient te worden uitge-
voerd overeenkomstig de ter plaatse geldende voor-
schriften.
De bedrijfsspanning en frequentie zijn op de type-
plaat vermeld. Overtuig u ervan dat de motor
geschikt is voor de netspanning waarop hij zal wor-
den aangesloten.
Voor de zekerheid dient de pomp op een
kontrasteker met randaarde te worden
aangesloten. Wij bevelen een aardlek-
schakelaar (uitschakel stroom < 30 mA)
aan, bij permanente installatie.
De pomp dient op een externe hoofdscha-
kelaar te worden aangesloten met een
contactafstand van tenminste 3 mm van
alle polen.
52
Maximum
vloeistoftemperatuur
+35°C
+40°C
+40°C
+50°C
+50°C
+50°C
+35°C
+50°C (+45°C KP 350)
+40°C
+35°C
+50°C
+50°C
+35°C
–20°C.
maximaal 10 meter bene-
den het vloeistofpeil.
De pompen zijn voorzien van een thermische over-
belastingsbeveiliging en hebben geen verdere
motorbeveiliging nodig.
De motoren voor de Unilift KP 350, 3 x 200 V, 50 en
60 Hz dienen op een motorstarter aangesloten te
worden.
Wordt de motor overbelast dan stopt de pomp.
Wanneer de motor is afgekoeld tot de nor-
maal toegestane temperatuur, dan start de
pomp automatisch.
Pompen met draaistroommotor welke met een
vlotterschakelaar/verticale niveauschakelaar uitge-
rust worden, dienen aangesloten te worden op een
niveaurelais, zie afb. 2.
Afb. 2
2.1 Controle van de draairichting
(alleen bij pompen met draaistroommotor)
De draairichting moet steeds worden gecontroleerd
als de pomp aan een ander net wordt aangesloten.
Controleer de draairichting als volgt:
1. Plaats de pomp op een vlak oppervlak.
2. Start en stop de pomp.
3. Kijk hoe de pomp aan loopt (zonder schokken).
Wanneer de pomp loopt als in afb. 3 getoond
(rechtsom), dan is de draairichting korrekt (motor
linksom). Is dit niet het geval, verwissel dan twee
van de drie fasedraden.
GRUNDFOS TYPE KPXXX
Serial no. P1XXXXXXXXXA
01.XX XX
U XXXXXXX V
XX Hz
P XXX W XXX A
1
Ins. cl. F
Made in Denmark
Afb. 3
3
Qmax XXXX m /h
Hmax
XXX m
IP68
10 m