Enveloppen
U kunt maximaal 10 enveloppen laden in de universeellader.
•
Gebruik enveloppen van 75–105 g/m
•
Gebruik nooit enveloppen die:
–
gemakkelijk krullen;
–
aan elkaar zijn vastgeplakt;
–
zijn beschadigd;
–
vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëfwerk bevatten;
–
metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
–
zijn voorzien van postzegels;
–
een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is
dichtgeplakt.
•
Gebruik alleen enveloppen die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder te sluiten,
om te krullen, te kreuken of gevaarlijke stoffen af te geven. Raadpleeg de leverancier van de
enveloppen als u niet zeker weet of deze geschikt zijn.
•
Het is mogelijk dat de hoge temperatuur tijdens het afdrukken in combinatie met een hoge
vochtigheid (meer dan 60%) ertoe leidt dat de enveloppen worden dichtgeplakt.
•
Stel de papierbron in op de universeellader of op handmatige enveloppeninvoer en selecteer
het juiste formaat in het printerstuurprogramma of met MarkVision.
•
Laad enveloppen met de klepzijde omlaag en met de korte zijde bij het retouradres zo
geplaatst dat die als eerste in de printer wordt gevoerd.
•
Stel de rechterpapiergeleider in op de breedte van de enveloppen.
•
Als u zelfsluitende enveloppen laadt, moet u de achterste uitvoerlade openen zodat de
enveloppen recht uit de achterzijde van de printer worden uitgevoerd. In de achterste
uitvoerlade is ruimte voor ongeveer 10 enveloppen.
•
Enveloppen zullen waarschijnlijk minder krullen bij gebruik van de achterste uitvoerlade.
Afdrukmedia
2
bankpostpapier.
De juiste afdrukmedia kiezen
17