6
Ingebruikname
6.1
Sifonbeker vullen
1.
Neem de veiligheidsvoorschriften in acht. (→ Pagina 4)
B
A
2.
Maak de sifon los.
3.
Reinig het onderste deel van de sifon met schoon wa-
ter.
4.
Vul het onderste deel van de sifon met water.
–
Afstand tussen de condenswatersifon en het water:
10 mm
5.
Schroef de sifon vast.
6.2
Instelling van uit fabriek controleren
De verbranding van het product is in de fabriek getest en is
ingesteld voor de op het typeplaatje aangegeven gassoort.
▶
Controleer de gegevens over het gastype op het type-
plaatje en vergelijk deze met het aan de installatieplaats
beschikbare gastype.
Voorwaarden: De uitvoering van het product komt niet met de plaatse-
lijke gasgroep overeen
▶
Neem het product niet in gebruik.
▶
Voer een gasombouw uit die is afgestemd op uw sys-
teem (→ Pagina 22).
Voorwaarden: De uitvoering van het product komt overeen met de plaat-
selijke gasgroep
▶
Ga te werk zoals hieronder in de handleiding is beschre-
ven.
0020200498_06 ThermoElegance Installatie- en onderhoudshandleiding
6.3
Verwarmingswater/vul- en bijvulwater
controleren en conditioneren
Opgelet!
Kans op materiële schade door minder-
waardige verwarmingswater
▶
Zorg voor verwarmingswater van vol-
doende kwaliteit.
▶
Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit van
het verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het cv-water controleren
▶
Neem een beetje water uit het CV-circuit.
▶
Controleer visueel het cv-water.
▶
Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de
installatie spuien.
C
▶
Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-
oxide) voorhanden is.
▶
Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan en
neem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-
ming. Of monteer een magneetfilter.
▶
Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij
25 °C.
▶
Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-
tie en conditioneert u het verwarmingswater.
▶
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswater
kan dringen.
Vul- en bijvulwater controleren
▶
Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren
▶
Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingen
geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
U moet het CV-water conditioneren,
–
als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens de
gebruiksduur van de installatie het drievoudige van het
nominale volume van de CV-installatie overschrijdt of
–
wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaarden
niet worden aangehouden of
–
als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 of
boven 10,0 ligt.
Totaal
Waterhardheid bij specifiek installatievolume
verwar-
mings-
vermo-
≤ 20 l/kW
gen
kW
°dH
< 50
< 16,8
> 50 tot
11,2
≤ 200
> 200 tot
8,4
≤ 600
> 600
0,11
1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij meerketelin-
stallaties moet het kleinste individuele vermogen ingezet worden.
Ingebruikname 6
> 20 l/kW
≤ 50 l/kW
mol/m³
°dH
mol/m³
°dH
< 3
11,2
2
0,11
2
8,4
1,5
0,11
1,5
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
1)
> 50 l/kW
mol/m³
0,02
0,02
0,02
0,02
17