3
Energiebeheer
Opties voor energiebeheer instellen
Energiebesparende standen gebruiken
Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstand en de
hibernationstand.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knippert het aan/uit-lampje en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen, waardoor het beëindigen van de slaapstand
sneller gaat dan het beëindigen van de hibernationstand. Als de slaapstand gedurende lange tijd
geactiveerd is of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt terwijl de slaapstand is geactiveerd,
wordt de hibernationstand geactiveerd.
Wanneer de hibernationstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een hibernationbestand
op de vaste schijf en wordt de computer afgesloten.
VOORZICHTIG:
geschreven naar een schijf of een externemediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van
audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of videoafspeelfunctionaliteit of verlies van informatie.
OPMERKING:
mogelijk om netwerkverbindingen te activeren of de computer te gebruiken.
Slaapstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd nadat de computer 15
minuten niet is gebruikt en op accuvoeding werkt, of 30 minuten niet is gebruikt en op een externe
voedingsbron werkt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
●
Verschuif de aan/uit-schakelaar en laat deze direct weer los.
●
Sluit het beeldscherm.
●
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
14
Hoofdstuk 3 Energiebeheer
Activeer de slaapstand of hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van of
Wanneer de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, is het niet