5
Inbedrijfstelling
5.1
Voorbereiding
•
Controleer dat de schema's en handleidingen van de geïnstalleerde machine voorhanden
liggen.
•
Controleer de elektrische en hydraulische schema's van de installatie waarop de machine is
aangesloten.
•
Zorg ervoor dat de vloer waarop de machine geplaatst wordt goed genivelleerd en waterpas
is.
•
Zorg ervoor dat de voorzieningen voor condensafvoer zijn getroffen.
•
Verifieer dat vibratiedempende verbindingen op de hydraulische leidingen van de
warmtepomp en installatie zijn aangebracht.
•
Controleer dat de afsluiters van de hydraulische systemen open staan.
•
Verifieer dat de hydraulische installatie gevuld, op druk en ontlucht is.
•
Controleer dat de elektrische aansluitingen en de aarding in overeenstemming zijn met de
plaatselijke normen van het land waar de machine geïnstalleerd wordt.
•
Zorg ervoor dat de elektrische spanning binnen de tolerantie (± 10%) valt.
•
Verifieer dat de weerstanden van de behuizing gevoed worden gedurende minstens 2 uur
vóór de inbedrijfstelling.
42