4.13
Aansluiting en voeding
•
Sluit de kabel op de klemmen in het schakelbord aan. Voer de kabel door de speciale wartels
te voeren aan de onderzijde van het paneel.
•
Raadpleeg de bijgevoegde bedradingsschema's voor de
•
Voor de juiste doorsnede van de voedingskabels van de machine, gelieve rekening te houden
met de gegevens vermeld in paragraaf "Verbruiken".
GEVAAR!
De warmtepomp mag niet worden aangesloten zonder toestemming van het nutsbedrijf.
De aansluiting dient onder toezicht van een gekwalificeerde elektricien plaats te vinden.
GEVAAR!
Het toestel is niet voorzien van een stroomonderbreker bij de ingang van de
stroomvoorziening.
De voedingskabel van de warmtepomp moet worden aangesloten op een
stroomonderbreker met een onderbrekingsruimte van ten minste 3 mm. Indien het
gebouw voorzien is van een aardlekschakelaar, moet voor de warmtepomp een
aparte schakelaar worden voorzien. De aardlekschakelaar moet een nominale
uitschakelstroom van niet meer dan 30 mA hebben en moet van het type B
gelijkstroomgevoelig zijn. Daarnaast, hebben de volgende kenmerken de voorkeur:
1. Instelbare interventiedrempel;
2. Vertraging instelbare interventiedrempel;
3. Uitsluitend bedoeld voor de warmtepomp.
De ingangsstroom moet 400V 3N~ 50Hz zijn en via de elektrische verdeelunit met
magnetothermische beveiliging komen.
Voor 230V~ 50Hz, 230V moet de ingangsstroom 230V~ 50Hz zijn en via het
schakelbord met magnetothermische beveiliging komen.
GEVAAR!
De elektrische installatie en eventuele onderhoud en service dienen uitsluitend door
een gekwalificeerd elektricien te worden uitgevoerd. Sluit de stroomvoorziening af
via de stroomonderbreker alvorens welke onderhoudswerkzaamheden dan ook uit te
voeren. De elektrische installatie en bedrading dienen in overeenkomst te zijn met de
plaatselijke geldende bepalingen.
GEVAAR!
Hoogstroomkabels en -signalen moeten door afzonderlijke kabelgoten worden geleid.
GEVAAR!
Vermijd absoluut direct contact met de koperen leidingen en de compressor.
36
aansluitingen.