Figuur 24
1. Tractieaandrijving –
neutraalstand
2. Tractieaandrijving
in neutraalstand &
aandrijving messenkooi
uitgeschakeld
3. Schakel de tractie in, geef meer gas totdat de
maaimachine de gewenste snelheid heeft bereikt.
Duw vervolgens de machine het gazon op, laat de
voorkant van de machine neer en begin met maaien
(Figuur 24).
Na het maaien
1. Rij de machine van het gazon af, schakel de tractie
en de messenkooi uit, en zet de motor af.
2. Maak de grasvanger leeg, monteer de grasvanger en
begin met het transport van de machine.
3. Tractieaandrijving –
ingeschakeld (transport)
4. Tractieaandrijving &
aandrijving messenkooi
ingeschakeld
21