4. Toets het Bluetooth-wachtwoord van het apparaat in om de apparaten op
elkaar af te stemmen ('te koppelen') en verbind het apparaat met de telefoon.
U hoeft dit wachtwoord uitsluitend op te geven wanneer u het apparaat voor
het eerst aansluit.
Het wachtwoord mag alleen cijfers bevatten.
U kunt geen via de Bluetooth-voorziening geen verbinding maken met
apparaten die uitsluitend de Unit Key-methode ondersteunen.
Bluetooth-verbinding
Druk op
Menu
en selecteer achtereenvolgens Instellingen,
Bluetooth. Selecteer
•
Actief apparaat
om te controleren welke Bluetooth-verbinding actief is. Als u
de verbinding met het geselecteerde apparaat wilt sluiten, drukt u op
verb..
•
Gekoppelde apparaten
die aan de de telefoon gekoppeld zijn. Ga naar het gewenste apparaat. Als u de
paring met het geselecteerde apparaat wilt verwijderen, drukt u op Verwijd..
Als u op
Opties
drukt, hebt u de volgende mogelijkheden, afhankelijk van de status
van het apparaat en de Bluetooth-verbinding. Selecteer
•
Verbinden
om verbinding te maken met het geselecteerde apparaat.
•
Korte naam toewijzen
(die alleen voor u zichtbaar is).
om een lijst weer te geven met de Bluetooth-apparaten
om het geselecteerde apparaat een korte naam te geven
©
Copyright
2004 Nokia. All rights reserved.
Connectiviteit
en
Verbreek
133