Iets ingewikkeldere problemen oplossen
PROBLEEM
Lage uitvoer (vervolg)
Lekkages van het aftapventiel
Lekkage van de overbrenger
Geen uitvoer: de motor draait
en de pomp pompt
Geen uitvoer: de motor draait
maar de pomp pompt niet
16 308747
WAT TE CONTROLEREN
Als alles bij de controle OK is, ga dan naar het volgende
punt
3. Haal het pistool van de veiligheidsvergrendeling. Kijk
in welke stand de drijfstang van de pomp (107) stil
blijft staan.
4. Controleer de voedingsspanning met een voltmeter.
De meter moet 210–250 V wisselstroom aangeven.
5. Controleer het formaat en de lengte van de verleng-
kabel; hij moet minimaal van maat 12 zijn en mag niet
langer zijn dan 45 meter.
6. Controleer de motorborstels. Zie Elektrisch – Wat te
controleren punt 4, op blz. 14.
7. Controleer de startkaart (47) van de motor door hem
te vervangen door een goede kaart.
VOORZICHTIG: Voer deze controle pas uit als u vast-
gesteld hebt dat het motoranker goed is. Een slecht
motoranker kan een goede kaart verbranden.
8. Kijk het motoranker na op kortsluiting; doe dit met
behulp van een ankertester of voer een motortest uit.
Zie blz. 18.
1. Controleer of de aanhaalspanning juist is en of er
versleten onderdelen zijn. Kijk of er rommel vastzit op
de zitting.
1. Lichte lekkage is normaal bij de overbrenger.
1. Controleer of er nog verf is.
2. Controleer of de aanzuigfilter verstopt is.
3. Controleer of de aanzuigbuis of de koppelingen los-
zitten. Zie blz. 28.
4. Controleer of de kogel van het inlaatventiel en van de
zuiger goed op hun plaats zitten. Zie blz. 22.
5. Kijk of er rond de pakkingmoer lekkages zijn die
kunnen duiden op versleten of beschadigde pak-
kingen. Zie blz. 22.
6. Haal het pistool van de veiligheidsvergrendeling. Kijk
in welke stand de drijfstang van de pomp (107) stil
blijft staan.
1. Kijk de pen van de verbindingsstang (17) van de
onderpomp na. Zie Afb. 19 op blz. 22.
7. Kijk de verbindingsstang (15) na op beschadigingen.
Zie blz. 25.
8. Controleer of de kruk in het aandrijfhuis ronddraait;
sluit het apparaat aan op het stroomnet en zet het kort
aan om dit te controleren. Het apparaat weer uitzetten
en de stekker uit het stopcontact halen. Zie blz. 25.
WAT TE DOEN
Als iets bij de controle niet OK is, kijk dan in deze
kolom
3. Als de pomp steeds stilstaat met de
stang (107) volledig uitgeschoven, dan kunnen
de zuigerpakkingen en/of de zuigerklep versle-
ten zijn. Geef de pomp een onderhoudsbeurt.
Zie blz. 22.
4. Zet de stroomonderbreker weer in de goede
stand of vervang de zekering. Probeer een
ander stopcontact.
5. Vervang de verlengkabel door een goed,
geaard exemplaar.
6. Zie blz. 20.
7. Vervang de kaart. Zie blz. 24.
8. Vervang de motor. Zie blz. 23.
9. Aandraaien tot 21 N.m. Reinig het ventiel en
zet er een nieuwe pakking (42a) op met af-
dichtmiddel (42e). Zie blz. 29.
1. Verwijder van tijd tot tijd aanslag van de
cilinderpoort. Zie blz. 28.
1. De pomp bijvullen en weer inspuiten.
2. Verwijder hem, reinig hem en breng hem weer
aan.
3. Aandraaien; dichtmiddel gebruiken op npt
draad van de inlaatbuis (38).
4. Verwijder het inlaatventiel en reinig het. Kijk de
kogel en de zitting na op bramen; zo nodig ver-
vangen. Zie blz. 22. Zeef verf vóór het gebruik
om deeltjes te verwijderen die verstoppingen in
de pomp zouden kunnen veroorzaken.
5. Vervang de pakkingen. Zie blz. 22. Controleer
ook de zuigerklepzitting op verfaanslag of bra-
men, indien nodig. Draai de pakkingmoer/het
oliereservoir vast.
6. Als de pomp steeds stilstaat met de
stang (107) volledig uitgeschoven, dan kunnen
de zuigerpakkingen en/of de zuigerklep versle-
ten zijn. Geef de pomp een onderhoudsbeurt.
Zie blz. 22.
1. Als de pen ontbreekt, vervang hem dan. Zorg
er wel voor dat de borgveer (18) volledig in de
groef rond de verbindingsstang zit.
7. Vervang de complete verbindingsstang. Zie
blz. 25.
8. Kijk het aandrijfhuis na op beschadigingen en
vervang het zo nodig. Zie blz. 25.