Specifieke sluitertijden en
diafragmawaarden (M-modus)
Voer de volgende stappen uit voor het instellen van de sluitertijd en
diafragmawaarde van uw voorkeur voordat u opnamen maakt, zodat u de
gewenste belichting krijgt.
Zie "Specificaties" (p. 36) voor informatie over beschikbare sluitertijden en
diafragmawaarden.
Diafragma-
waarde
Sluitertijd
Standaard-
belichtingsniveau
Belichtingsniveau-
teken
Indicator belichtings-
niveau
•
Na het instellen van de sluiterijd en diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
•
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. De helderheid van het
scherm wijzigt echter niet als de flitsermodus is ingesteld op h.
•
Als u deze instelling die u niet hebt geconfigureerd in stap 2 (sluitertijd
of diafragmawaarde), automatisch wilt laten aanpassen aan de
standaardbelichting, drukt u op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt. Standaardbelichting is in combinatie met
bepaalde instellingen niet mogelijk.
•
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd gebruikt,
is de ISO-waarde
148
Open de modus D.
Stel het programmakeuzewiel in op D.
Configureer de instelling.
Druk op de knop o, selecteer dat u de
sluitertijd of diafragmawaarde wilt aanpassen
en draai aan de knop 5 om een waarde op
te geven.
Het belichtingsniveauteken, gebaseerd op de
door u opgegeven waarde, wordt
weergegeven op de indicator van het
belichtingsniveau ter vergelijking met het
standaard belichtingsniveau.
Als het verschil ten opzichte van het standaard
belichtingsniveau groter is dan 2 stops, wordt
het belichtingsniveauteken oranje
weergegeven. Als u de ontspanknop half
indrukt, wordt "–2" of "+2" rechtsonder oranje
weergegeven.
. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
Foto's