Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Veiligheid staat voorop
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in
het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze
informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel
oplopen.
Bedieningsorganen
Gaspedaal
Het gaspedaal (Fig. 12) biedt de bestuurder de
mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen.
Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het
pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van het
machine en gaat de motor stationair lopen.
2
Figuur 12
1. Gaspedaal
1
m–6203
2. Rempedaal
19
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen
of de snelheid verminderen (Fig. 12).
Voorzichtig
Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen
lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van
de machine minder dan 2,5 cm bedraagt, moeten de
remmen worden afgesteld of gerepareerd.
Parkeerrem
De parkeerrem wordt bediend met een grote hendel rechts
van de bestuurdersstoel. (Fig. 13). Stel de parkeerrem in
werking als u de bestuurdersstoel wilt verlaten teneinde te
voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt.
Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel
omhoog en naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te
zetten, moet u de hendel naar voren en omlaag duwen. Als
u de machine op een steile helling parkeert, moet u de
parkeerrem in werking stellen en blokjes achter de wielen
plaatsen om te voorkomen dat de machine de helling afrolt.
1
Figuur 13
1. Parkeerremhendel