Inhoudsopgave
Advertenties
9
Storingen
Informatie over storingen vindt u ook in de installatiehandleidingen van de regelaar.
Soort storing
Effect
Mogelijke oorzaken
De pomp draait niet, hoewel aan de inschakelvoorwaarden is voldaan.
De solarboiler wordt niet opge-
De pomp is defect.
warmd door de solar-energie.
De pomp zit vast als gevolg van een mechanische blokkade.
De pomp wordt via de regelaar niet direct aangestuurd.
Pomp schakelt constant aan en uit.
Opbrengst solar-energie te laag. Te gering verschil bij in- en uitschakeltemperatuur van de rege-
laar.
Debiet te hoog.
Positie temperatuursensor of -aansluiting onjuist.
Pomp schakelt niet uit.
Warmte wordt uit de boiler ge-
Temperatuursensor defect of op verkeerde positie.
transporteerd.
Regelaar defect.
Te heet tapwater.
Gevaar voor brandwonden
De begrenzing van de boilertemperatuur en de mengkraan is te
hoog ingesteld.
Tapwatermenger defect
Te koud tapwater (of te geringe hoeveelheid warm tapwater).
De temperatuurregelaar voor warm water op de ketel, de ther-
mostaat of de mengkraan is te laag ingesteld.
Temperatuurverschil in het solarcircuit te hoog / te hoge aanvoertemperatuur / te snel hoge collectortemperatuur
Opbrengst solar-energie te laag
Defecte temperatuursensor of regelaarfunctie.
of schade aan installatie.
Lucht in systeem.
Debiet te klein.
Verstopte leiding.
Collectorvelden niet hydraulisch ingeregeld.
Drukverlies in de installatie.
Opbrengst solar-energie te laag. Verlies van solarvloeistof op de verbindingen.
Verlies van solarvloeistof door geopend veiligheidsventiel.
Stoom door geopende ontluchter ontweken (normaal bedrijf).
Vorstschade.
Geen debiet zichtbaar op doorstroomindicatie ondanks draaiende pomp.
Opbrengst solar-energie te laag. De afsluitinrichtingen zijn gesloten.
Lucht in systeem.
Aanwijzer op doorstroombegrenzer zit vast.
Geluid in het collectorveld bij krachtige solarstralen (stoomslag).
Lekkage in solarcircuit.
Geen homogene doorstroming van de collectorvelden mogelijk. Leidingwerk controleren.
Expansievat te klein of defect.
Pompcapaciteit te laag.
Collector met collectortemperatuursensor in de schaduw.
Aanvoer en retour verwisseld.
Lucht in systeem.
Tabel 15
AGS10-2
Oplossing
Pomp controleren, indien nodig vervangen.
Draai de gleufschroef op de pompkop los en de pompas met een
schroevendraaier. Niet tegen de pompas slaan!
Zie handleiding regelaar.
Instellingen regelaar controleren.
Debiet controleren en instellen.
Controleer de positie van de temperatuursensor.
Positie, montage en karakteristiek van de
temperatuursensor controleren.
Opmerking: toerentalgeregelde pompen schakelen niet direct af,
maar pas na het bereiken van het laagste toerental.
De begrenzing van de boilertemperatuur en de tapmengkraan lager
instellen.
Tapwatermenger controleren, indien nodig vervangen.
Temperatuurinstelling conform de bijbehorende handleiding uitvoe-
ren (maximaal 60 °C).
Werking van de naverwarming controleren.
Instellingen temperatuursensor en regelaar controleren.
Ontlucht de installatie.
Debiet controleren / instellen.
De leidingen controleren / spoelen.
Hydraulische inregeling uitvoeren.
Lekkende plaatsen hardsolderen. Afdichtingen vervangen. Koppe-
lingen natrekken.
Expansievat, voordruk en grootte controleren.
Ontluchter na het ontluchten sluiten.
Vorstbeveiliging controleren.
Open de afsluitinrichtingen.
Ontlucht de installatie.
Doorstroombegrenzer reinigen.
Dimensionering en voordruk van het expansievat en de werkdruk
controleren.
Controleer de pomp, indien nodig vervangen.
Schaduw wegnemen.
Controleer de leidingen, indien nodig verwisselen.
Installatie ontluchten en leidingen op verval controleren.
Storingen | 25
6 720 820 954 (2016/09)
Advertenties
Inhoudsopgave
