4 | Installatievoorbereiding
485
110
118
125
117
Afb. 5
Afmetingen en aansluitingen
8
70
114
4
Installatievoorbereiding
Het deeltjesfilter wordt in de retour van de cv-installatie horizontaal ge-
monteerd. Let op de doorstroomrichting van het filter.
De afvoerbuis van het overstortventiel in de binnenunit moet vorstveilig
worden gemonteerd, de afvoerbuis moet naar een afvoer worden geleid.
▶ Aansluitleidingen voor de cv-installatie en koud/warm water in het
gebouw moeten tot aan de installatielocatie van de binnenunit wor-
den gelegd.
4.1
Montage van de binnenunit
• De binnenunit wordt in huis opgesteld. De leidingen tussen de warm-
tepomp en de binnenunit moeten zo kort mogelijk zijn. Gebruik geïso-
leerde leidingen.
• De opstellingsruimte van de binnenunit moet een afvoer hebben.
4.2
Minimaal volume en uitvoering van de cv-installatie
Om de warmtepompfunctie te waarborgen en overmatig veel start/stop-
cycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voorkomen,
moet in de installatie voldoende energie kunnen worden opgeslagen. De
energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-installatie en
anderzijds in de installatiecomponenten (radiatoren) en in de betonnen
vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Omdat de eisen voor verschillende warmtepompinstallaties en cv-instal-
laties sterk variëren, wordt over het algemeen geen minimum-watervolu-
me opgegeven. In plaats daarvan wordt het installatievolume als
voldoende beschouwd, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Vloerverwarming zonder buffervat
In de grootste ruimte (referentieruimte) moet in plaats van een kamer-
thermostaat een kamertemperatuurgestuurde regelaar zijn geïnstal-
leerd. Kleine vloeroppervlakken kunnen tot gevolg hebben, dat in de
slotfase van het ontdooiproces de bijverwarming wordt geactiveerd.
2
• ≥ 6 m
vloeroppervlak nodig voor warmtepomp 5s – 9s.
2
• ≥ 22 m
vloeroppervlak nodig voor warmtepomp 13t – 17t.
Voor maximale energiebesparing en om het bijverwarmen te vermijden,
wordt de volgende configuratie geadviseerd:
2
• ≥ 30 m
vloeroppervlak voor warmtepomp 5s – 9s.
2
• ≥ 100 m
vloeroppervlak voor warmtepomp 13t – 17t.
Installatie met radiatoren zonder mengmodule en buffervat
Wanneer de installatie slechts enkele radiatoren bevat, bestaat de moge-
lijkheid, dat in de slotfase van het ontdooiproces de bijverwarming wordt
geactiveerd. De radiatorthermostaten moet volledig geopend zijn.
• ≥ 1 radiator met 500 W nodig voor warmtepomp 5s – 9s.
• ≥ 4 radiatoren met elk circa 500 W nodig voor warmtepomp 13t –
17t.
Voor maximale energiebesparing en om het bijverwarmen te vermijden,
wordt de volgende configuratie geadviseerd:
• ≥ 4 radiatoren met 500 W nodig voor warmtepomp 5s – 9s.
Cv-installatie met vloerverwarming en radiatoren in gescheiden cv-
circuits zonder buffervat
In de grootste ruimte (referentieruimte) moet in plaats van een kamer-
thermostaat een kamertemperatuurgestuurde regelaar zijn geïnstal-
leerd. Kleine vloeroppervlakken of weinig radiatoren in de installatie
EnviLine A/W IDU Monoblock B • 6721817801 (2023/03)