8.11
Installatie met niet-condenserende koelmodus
OPMERKING
Materiële schade door vocht
De binnenunit met mengmodule is is voor het koelbedrijf onder het
dauwpunt niet voldoende tegen condensatie geïsoleerd.
▶ Binneneenheden met mengkranen voor een externe bijverwarming
mogen niet voor koelbedrijf onder het dauwpunt worden gebruikt.
Een voorwaarde voor de koelmodus is de installatie van kamerthermos-
taten.
De installatie van een kamerthermostaat met geïntegreerde vochtsensor
vergroot de betrouwbaarheid van de koelmodus, omdat de aanvoertem-
peratuur in dit geval automatisch via de bedieningsunit overeenkomstig
het actuele dauwpunt wordt geregeld.
▶ Isoleer alle leidingen en aansluitingen ter bescherming tegen conden-
satie.
▶ Installeer kamerthermostaat ( handleiding voor de betreffende ka-
merthermostaat).
▶ Monteren vochtsensor.
▶ Voer de noodzakelijke instellingen voor de koelmodus uit in het ser-
vicemenu, hoofdstuk instellingen cv-circuit (handleiding van de
bedieningsunit):
– Kies Koeling of Verwarming en koeling
– Stel eventueel inschakeltemperatuur, inschakelvertraging, ver-
schil tussen kamertemperatuur en dauwpunt en minimale aan-
voertemperatuur in.
▶ Schakel vloerverwarmingscircuits in vochtige ruimten uit (bijvoor-
beeld badkamer en keuken), eventueel via relaisuitgang PK2 aanstu-
ren.
8.12
Monteer de condensatiesensor
OPMERKING
Materiële schade door vocht!
Koelbedrijf onder het dauwpunt veroorzaakt neerslag van vocht op aan-
grenzende materialen (vloer).
▶ Gebruik vloerverwarmingen niet voor het koelbedrijf onder het dauw-
punt.
▶ Stel de aanvoertemperatuur correct in.
Condensatiesensoren worden op de buizen van de cv-installatie gemon-
teerd en zenden een signaal aan de bedieningsunit zodra deze con-
densvorming constateren. Installatie-instructies worden met de
sensoren meegeleverd.
De bedieningsunit schakelt het koelbedrijf uit, zodra deze een signaal
van de condensatiesensoren ontvangen. Condenswater vormt zich tij-
dens koelbedrijf, wanneer de temperatuur van de cv-installatie onder de
betreffende dauwpunttemperatuur ligt.
Het dauwpunt varieert afhankelijk van de temperatuur en de luchtvoch-
tigheid. Hoe hoger de luchtvochtigheid, hoe hoger de aanvoertempera-
tuur moet zijn, om te voorkomen dat het dauwpunt wordt bereikt en er
dus geen condensatie optreedt.
EnviLine A/W IDU Monoblock B • 6721817801 (2023/03)
Installatie van de accessoires | 8
8.13
Installatie met zwembad
OPMERKING
Gevaar voor functiestoringen!
Als de zwembassin-mengmodule in de installatie op een verkeerde
plaats gemonteerd wordt, zijn bedrijfsstoringen mogelijk. De mengmo-
dule voor het zwembad mag niet in de aanvoer gemonteerd worden, om-
dat daardoor het overstortventiel geblokkeerd zou kunnen worden.
▶ Zwembad-mengmodule in de retour naar de binnenunit monteren
(zoals in het voorbeeld zwembadinstallatie getoond).
▶ T-stuk in de aanvoer van de binnenunit voor de bypass monteren.
▶ De mengmodule voor het zwembad niet als cv-groep in de installatie
monteren.
Een voorwaarde voor het gebruik van de zwembassinverwarming is de
installatie van een zwembassinmodule (accessoire).
▶ Zwembad installeren ( instructie zwembad).
▶ Mengmodule voor zwembad installeren.
▶ Alle leidingen en aansluitingen isoleren.
▶ Zwembadmodule installeren ( instructie voor de zwembadmodu-
le).
▶ Looptijd van het zwembassin-omschakelventiel bij de inbedrijfname
instellen ( instructie van de bedieningsunit).
▶ Voer de benodigde instellingen voor het zwembassinbedrijf uit ( in-
structie van de bedieningsunit).
1
1
2
M
VC1
Afb. 27 Exemplarische weergave voor de zwembadininstallatie
[1]
Zwembassinmodule
[2]
Zwembassin
[VC1] Zwembassin-mengmodule
[HS] Cv-systeem
HS
M
25