6 | Inbedrijfname
6.1
Buitenunit, binnenunit en cv-installatie ontluchten
Ontlucht de cv-installatie ook aan andere ontluchtingspunten (bijv. radi-
ator).
1
Afb. 19 Binnenunit met externe bijverwarming en verwarmingssysteem
[Z1] CV-installatie (zonder mengmodule)
[1]
Externe bijverwarming
[2]
Warmtepomp
1. Stroomvoorziening van buiten- en binnenunit aansluiten.
2. Waarborg, dat de circulatiepomp PC1 draait.
3. Contact PC0 PWM van de pomp PC0 aftrekken, zodat deze met het
maximale toerental draait.
4. Contact PC0 PWM aan de pomp aansluiten, wanneer de druk
10 minuten lang niet is afgenomen.
5. Externe bijverwarmer overeenkomstig de bijbehorende handleiding
ontluchten.
6. Deeltjesfilter SC1 reinigen.
7. Controleer de druk op manometer GC1, bij een druk van minder dan
2 bar via de vulklep VW2 bijvullen.
8. Controleer, of de warmtepomp draait en geen alarmen worden gege-
ven.
9. Druk na een tijdje controleren en met het vulventiel VW2 bijvullen,
wanneer de druk onder de benodigde druk ligt.
10.Ontlucht de installatie ook bij de overige ontluchtingsventielen van
de cv-installatie (bijv. op de radiatoren).
20
PC1
GC1
VL1
VC3
PC0
SC1
VA0
VW2
Stel altijd een iets hogere druk in dan de gewenste druk; op die manier
ontstaat een zekere speelruimte wanneer bij toenemende temperatuur
de in het cv-water opgeloste lucht via VL1 wordt ontlucht.
T
VC1
VC2
T
2
6.2
Bedrijfsdruk van de cv-installatie instellen
Aanwijzing op manometer
1 bar
Minimale vuldruk. De installatiedruk moet bij een koude in-
stallatie ca. 0,2–0,5 bar boven de voordruk van het stik-
stofkussen in het expansievat gehouden worden. De
voordruk ligt doorgaans tussen 0,7–1,0 bar.
3 bar
Maximale vuldruk bij maximale temperatuur van het cv-wa-
ter: mag niet overschreden worden (het overstortventiel
Tabel 5 Bedrijfsdruk
▶ Voor zover niet anders opgegeven, tot 1,5–2,0 bar vullen.
▶ Wanneer de druk niet constant blijft, controleren of de cv-installatie
lekdicht is en de inhoud van het expansievat voldoende is voor de cv-
installatie.
6.3
Bedrijf zonder warmtepomp (standalone-bedrijf)
De binnenunit kan zonder aangesloten warmtepomp in bedrijf worden
genomen, bijvoorbeeld wanneer de warmtepomp pas later wordt ge-
monteerd. Dit wordt standalone-bedrijf genoemd.
In standalone-bedrijf gebruikt de binnenunit uitsluitend de geïntegreer-
de bijverwarming voor het verwarmen en voor de warmwatervoorzie-
ning.
EnviLine A/W IDU Monoblock B • 6721817801 (2023/03)
Z1
0010019841-002
wordt geopend).