6
Inbedrijfname
6.1
Vullen van het collectorcircuit
Zie hoofdstuk over de vulling van het broncircuit in het handboek van de
warmtepomp.
Collectorcircuit met bronvloeistof vullen, die een vorstbescherming ga-
randeert tot –15 °C. Wij adviseren een mengsel van water en bio-ethanol
of water en glycol wanneer dit op de installatieplaats is toegestaan. Voor
de vulling zie hoofdstuk over het vullen van het broncircuit in de installa-
tie-instructie van de warmtepomp.
Uitsluitende glycol en alcohol zijn toegestaan.
WAARSCHUWING
▶ Wanneer als antivries alcohol gebruikt wordt, mag de omgevingstem-
peratuur van de installatie en bronleidingen 28 °C niet overschrijden.
Wanneer nieuwe componenten in het broncircuit geïnstalleerd worden,
kan het maximale bronvulvolume overschreden worden. Als het maxima-
le bronvolume overschreden wordt, zorg er dan voor dat het beschikbare
uitzettingsvolume met ten minste 3% van het bijkomende volume ver-
hoogd wordt.
6.2
Oproepen van het menu voor de installateur
▶ Houd, om het servicemenu te openen, de toets menu ingedrukt, tot
de countdown is afgelopen (circa 5 s).
▶ Om het gewenste menu te openen, het invoerveld voor een instelling
te activeren of wijzigingen te bevestigen, tikt u op de betreffende op-
tie.
▶ d aantikken, om het actuele menuniveau te verlaten.
▶ In bepaalde menu's na het veranderen van instellingen Ja of Nee kie-
zen.
▶ Wanneer alle instellingen zijn afgerond, met d teruggaan,
▶ Servicemenu verlaten?. Ja selecteren om het servicemenu te verla-
ten.
-of-
▶ Nee selecteren om in het servicemenu te blijven.
De standaardwaarden worden vet getoond. Bij bepaalde instellingen zijn
de standaardwaarden afhankelijk van de aangesloten warmtebron.
6.3
Instellingen voor de passieve koeling in het service-
en gebruikersmenu
Instellingen voor de passieve koelunit in de menu's van de koelunit uit-
voeren. Deze instellingen zijn alleen toegankelijk, als een passieve koe-
lunit geïnstalleerd en geconfigureerd is en de instellingen ondersteunt.
Menupunt
Beschrijving
Verwarmen en
Verwarmen en koelen selecteren, om het installa-
koelen
teurmenu op te roepen en de instellingen voor de
verwarmings- en koelmodus op te roepen.
Verwarmen en
Verwarmen en koelen kiezen, om het menu voor de
koelen
instellingen voor de verwarmings- en koelmodus op
te roepen.
HP-PCU – 6721838568 (2021/09)
Menupunt
Beschrijving
Cv-groep1
Cv-groep1 selecteren, om het menu voor de instel-
lingen voor het cv-groep 1 (of het in te stellen circuit)
op te roepen.
Type afstandsbe-
Cv-groep1 selecteren, om het kamertemperatuur-
diening
sensortype in te stellen, dat in het cv-groep 1 (of in
de desbetreffende groep) geïnstalleerd is.
Systeemfunctie
Systeemfunctie CV1 selecteren, om de bedrijfsop-
CV1
ties centrale verwarming of koeling in te stellen. Ver-
warmen en koelen kiezen
Zo/wi omschake-
Zo/wi omschakeling CV1 selecteren, om vast te leg-
ling CV1
gen, wanneer het systeem van verwarmings- naar
koelmodus moet wisselen.
Bedrijfsmodus selecteren, om vast te leggen, of de
wisseling tussen verwarmings- en koelmodus auto-
matisch moet gebeuren. Auto voor automatische
wisseling, Verw. voor uitsluitend verwarmingsbe-
drijf en Koeling voor uitsluitend koelmodus selecte-
ren.
Koelbedrijf af selecteren, om vast te leggen, vanaf
welke temperatuur het systeem naar de koelmodus
moet wisselen. Stel een buitentemperatuur tussen
18 ... 30 ... 60 °C in
Koel act.vertraagd selecteren, om de vertraging in te
stellen, waarmee het systeem naar de koelmodus
moet wisselen. Selecteer een tijd tussen
0 ... 1 ... 24 h
Koel deact.vertraagd selecteren, om de vertraging in
te stellen, waarmee het systeem de koelmodus moet
deactiveren. Selecteer een tijd tussen 0 ... 1 ... 24 h
Koelen
Koelen selecteren, om instellingen voor de koelmo-
dus uit te voeren.
Ruimtetemp.sch.versch. selecteren, om de hystere-
sis van de kamerthermostaten voor de start/stop
van de koelfunctie in te stellen. Stel een waarde tus-
sen 0 ... 1 ... 10 K in.
Dauwpunt selecteren, om in te stellen, of een lucht-
vochtigheidssensor in het systeem gemonteerd is.
Aan selecteren, als er een luchtvochtigheidssensor
gebruikt moet worden. Uit selecteren, als er geen
luchtvochtigheidssensor gebruikt moet worden.
Dauwpunt temp.verschl selecteren, om de veilig-
heidsafstand tot het berekende dauwpunt in de ka-
mer in te stellen (kamervochtigheidssensor).
Stel een waarde tussen 0 ... 1 ... 99 K in
Min.aanv.m.vochtsensor selecteren, om de laagste
aanvoertemperatuur bij geïnstalleerde luchtvochtig-
heidssensor in te stellen. Stel een waarde tussen
0 ... 1 ... 99 in
Min. aanv..z.vochtsensor selecteren, om de laagste
aanvoertemperatuur zonder geïnstalleerde lucht-
vochtigheidssensor in te stellen. Stel een waarde
tussen 0 ... 1 ... 99 in
Tabel 2 Instellingen voor de passieve koelunit in het installateurmenu
Inbedrijfname
15