Installatie
[A]
Installatieprintplaat van de warmtepomp
[B]
Uitbreidingsprintplaat van de passieve koelunit
[C]
P = 1
A = 1
[1]
CAN-BUS-aansluiting in de warmtepomp
[2]
CAN-BUS-aansluiting in de passieve koelunit. Kabel in de fa-
briek in de passieve koelunit geïnstalleerd
[a]
Rood [RD], CAN-BUS + 12 V DC
[b]
Oranje [OG], CAN High
[c]
Grijs [GY], CAN Low
[d]
Blauw [BU], CAN-BUS massa
[3]
Voedingsspanning. Kabel in de fabriek gemonteerd
[4]
Aansluiting van de voedingsspanning voor de passieve koe-
lunit in de warmtepomp
[x]
Blauw, nul, VC0 [Pos. N]
[y]
Bruin, fase, VC0 [Pos. 57]
[z]
Massa, groen/geel, PW2 (samen met PW2)
[5]
Aansluiting kamertemperatuursensor
[6]
Aansluiting dauwpuntsensor. Maximaal kunnen 5 sensoren
aangesloten worden
[7]
Uitgangssignaal PK2, in de koelperiode actief
[8]
VK2, mengventiel broncircuit, aansluiting in de fabriek
[i]
Bruin [OG90]
[j]
Zwart [OG91]
[k]
Blauw [N]
[9]
VK1, omschakelventiel warmteoverdrachtcircuit, aansluiting
in de fabriek
[l]
Bruin [OG92]
[m]
Zwart [OG93]
[n]
Blauw [N]
[10]
TK2, bronsensor
[e-f]
Aansluiting op [Pos. 2, I10] en [Pos. 5, massa], in de fabriek
[11]
TK1, warmteoverdrachtsensor
[g-h]
Aansluiting op [Pos. 3, I11] en [Pos. 6, massa], in de fabriek
Fabrieksaansluiting
Aansluiting bij installatie/accessoire
Sensorinstallatie en installatie van de voedingsspanning
Als een passieve koelunit is aangesloten en de installatie moet worden
gebruikt voor koelmodus, moet altijd een kamertemperatuursensor wor-
den aangesloten.
Als de installatie boven het dauwpunt wordt gebruikt, bijv. bij vloerver-
warming, sluit dan een kamertemperatuursensor met geïntegreerde
functie voor het meten van de relatieve luchtvochtigheid en een dauw-
puntbewaking aan.
1. CAN-BUS-kabel in de warmtepomp aansluiten (in de passieve koe-
lunit voorgeïnstalleerd). Aansluitstekker van de CAN-BUS-kabels af-
schroeven en verwijderen. Gebruik dan voor de aansluiting de
bijgevoegde aansluitstekkers.
2. Sluit de kamertemperatuursensor op EMS-BUS in de warmtepomp
aan.
3. Sluit de dauwpuntbewaking op MD1 in de warmtepomp aan (voor zo-
ver een dauwpuntsensor nodig is).
4. Klem de voedingskabel op de installatieprintplaat van de warmte-
pomp aan op de aansluiting VC0 - 57 en N alsook de massa op de ge-
zamenlijke massa voor PW2.
14
GEVAAR
Stroomgeleidende componenten
Gevaar voor elektrische schokken
▶ Alvorens de voedingsspanning voor de passieve koelunit aan te slui-
ten, moet u ervoor zorgen dat het middenstuk zo wordt gemonteerd
dat er geen componenten onder spanning bereikbaar zijn.
▶ Schakel de installatie spanningsvrij voor de demontage van het mid-
denstuk, bijv. bij servicewerkzaamheden.
CAN-BUS
OPMERKING
Door verwisseling van de 12 Volt- en de CAN-BUS-aansluitingen ont-
staat schade aan het systeem!
De overdrachtscircuits zijn niet geschikt voor een constante spanning
van 12 V.
▶ Waarborg dat de kabels op de contacten met de overeenkomende
markering op de modules worden aangesloten.
Op de CAN-BUS aangesloten accessoires, bijv. power guard, zijn aange-
sloten op de installatiemodule in de warmtepomp parallel met de CAN-
BUS-aansluiting met de I/O-module. Deze kunnen ook in serie met ande-
re op de CAN-BUS aangesloten eenheden worden aangesloten.
De verschillende printplaten in de warmtepomp zijn aangesloten via een
communicatiekabel, CAN-BUS. CAN (Controller Area Network) is een
tweedraadssysteem voor communicatie tussen microprocessorgestuur-
de modules/printplaten.
• Als kabel is een LiYCY-kabel (TP) 2x2x0,75 of gelijkwaardig geschikt.
Wanneer andere kabels worden gebruikt, moeten dit afgeschermde
twisted-pair-kabels zijn met een aderdiameter van minimaal
2
0,75 mm
en geschikt voor buitengebruik.
• Maximale kabellengte is 30 m.
• De afsluitschakelaar wordt gebruikt voor het markeren van het begin
en eind van een CAN-BUS-circuit. Waarborg dat de juiste printplaat is
afgesloten en dat alle andere schakelaars in de tegenovergestelde po-
sitie staan.
Afb. 10 Afsluiting CAN-BUS
On
Afgesloten CAN-BUS
Off
Niet afgesloten CAN-BUS
6 720 809 156-24.1I
HP-PCU – 6721838568 (2021/09)