4 Pijpaansluitingen
Algemene informatie
De leidingen moeten worden uitgevoerd in overeen-
stemming met de geldende normen en richtlijnen.
De buisafmetingen mogen niet kleiner zijn dan de
aanbevolen buisdiameter, volgens onderstaande ta-
bel. Om de aanbevolen luchthoeveelheid te bereiken,
moet elke installatie echter individueel worden gedi-
mensioneerd.
Minimale installatiestroom
De instalatie moet ten minste zo groot zijn dat het
bij 100% werking van de circulatiepomp de minimale
ontdooiingsstroom kan verwerken, zie tabel.
Minimale
stroomsnelheid
Luchtwarmtepomp
tijdens het ont-
lucht/water
dooien
(100% pompcapa-
citeit)[l/s])
SHB10-6/ EM
0,19
+ AMS 10-6
SHB10-12/ EM
0,19
+ AMS 10-8
SHB10-12/ EM
0,29
+ AMS 10-12
SHB10-16/ EM
0,39
+ AMS 10-16
BELANGRIJK
Een verkeerd gedimensioneerd verwarmingssysteem
kan leiden tot beschadiging en storing van het appa-
raat en het systeem.
Het systeem kan samenwerken met lage en middel-
hoge temperatuurverwarmingssystemen. De aanbe-
volen temperatuur van het verwarmingsmedium met
de minimale ontwerpbuiten temperatuur DOT mag
niet hoger zijn dan 55°C in de toevoer- en 45°C in het
retourcircuit van het verwarmingssysteem, waarbij
de SHB10 in staat is om zelfs 70°C te bereiken met
het gebruik de hulpverwarming.
Overtollig medium dat uit de veiligheidsklep stroomt,
moet via een kanaal naar het rioleringsnet worden af-
gevoerd. De overloopbuis van de veiligheidsklep moet
over de gehele lengte een helling naar de afvoer heb-
ben en moet tegen bevriezing worden beschermd.
Voor een maximaal systeemrendement adviseren wij
de SHB10 zo dicht mogelijk bij de buitenunit van de
warmtepomp te installeren.
De SHB10 unit is niet uitgerust met afsluitkleppen
voor de verwarming. Om het latere onderhoud te
vergemakkelijken, moeten afsluitkleppen buiten de
binnenunit worden geïnstalleerd.
De SHB10 unit kan worden aangesloten op een cen-
traal verwarmings-, koel- en warmwatersysteem. Het
is essentieel om de veiligheidsgroep op de XL11 aan-
sluiting te installeren.
SHB10
Aanbe-
Aanbevolen
volen
minimale
minimale
pijpdiame-
pijpdiame-
ter (mm)
ter (DN)
20
22
20
22
20
22
25
28
BELANGRIJK
Zorg ervoor dat de verwarmingsmediumtoevoer vrij is
van verontreiniging. Bij het gebruik van een privé-bron
kan een extra waterfilter nodig zijn.
BELANGRIJK
In de installatie voor de SHB10-unit moet een roetfilter
worden gebruikt dat bestemd is voor verwarmings-
systemen. Het filter beschermt het apparaat tegen
vervuiling.
BELANGRIJK
Alle hoge plaatsen in het verwarmingssysteem moe-
ten voorzien zijn van nodige ventilatieroosters.
BELANGRIJK
De leidingen moeten voor het aansluiten van de bin-
nenunit worden doorgespoeld, zodat eventuele ver-
ontreinigingen de elementen niet beschadigen.
BELANGRIJK
Zet de schakelaar (SF1) op de regelaar pas op "I" of "
" als de verwarmingscircuits in de installatie gevuld zijn
met verwarmingsmedium. Het niet naleven van het
bovenstaande kan leiden tot schade aan veel onderde-
len van de SHB10 unit.
Membraanvat
De capaciteit van het membraanvat moet ten min-
ste 5% van de totale capaciteit van het systeem uit-
maken. De SHB10-apparaten zijn uitgerust met een
12-liter-membraanvat. Als de capaciteit van het in-
gebouwde membraanvat onvoldoende is, moet een
extra membraanvat worden ingebouwd dat aan de
volgende eisen voldoet.
Voorbeeldtabel:
Totaal volume [l]
(externe module
en verwarmingssysteem)
500
750
1000
De SHB10 is uitgerust met
een 12 I membraanvat. De
drukinstelling van het expan-
sievat moet worden gedimen-
sioneerd volgens de maximale
hoogte (H) tussen het vat en
het hoogste verwarmingsele-
ment, zie figuur. Een begindruk
van 0,5 bar (5 mvp) betekent
een maximaal toegestaan hoogteverschil van 5 m.
Opslagcapaciteit[I],
membraanvat
12+13
12+23
12+38
Hoofdstuk 4 |
Pijpaansluitingen
11