4.3.7 Instellingen van lagen
Druk op het pictogram Layers (Lagen) onderin het venster om naar de volgende stap van het proces te gaan.
Dit scherm biedt veel opties en instellingen voor het aanpassen van eigenschappen van 3D-modellen. De gebruiker kan hier ook meerdere
3D-modellen toevoegen om te printen in één printsessie.
1. Model: Selecteer welk model momenteel
wordt gewijzigd.
2. Profile (Profiel): Selecteer een van de
opgeslagen laagprofielen of maak een
nieuw profiel aan.
3. Perimeter: Activeer of deactiveer de
perimeter.
4. Infill (Vulling): Activeer of deactiveer de infill
(vulling).
5. Pattern (Patroon): Tik om het infill-patroon
te kiezen.
6. Density (Dichtheid): Geef aan wat de
dichtheid van het model moet zijn.
7. First layer height (Hoogte eerste laag):
Specificeer de dikte van de eerste laag als
percentage van de laaghoogte. Corning
adviseert om de eerste laaghoogte in te
stellen op 60% tot 100% van de laaghoogte.
8. Layer height (Laaghoogte): Specificeer de
dikte van elke laag in mm. Corning adviseert
om de laaghoogte in te stellen op 80% tot
100% van de diameter van het mondstuk.
De hoogte van de eerste laag kan variëren.
9. Number of layers (Aantal lagen): Selecteer
het aantal lagen.
Wijzig opties om de lagen van het 3D-model te definiëren en hoe de Corning® Matribot® Bioprinter het geselecteerde model moet
bioprinten. Gebruik de vooraf gedefinieerde instellingen of maak aangepaste instellingen. Beschrijvingen van de opvulpatroonopties zijn
hieronder opgenomen.
• Grid pattern (Rasterpatroon): Geschikte infill voor weefselconstructies met isotrope mechanische eigenschappen. Dit infill-patroon
is consistent over aangrenzende lagen, wat resulteert in stevige wanden tussen de poriën en een goede druksterkte. Dit patroon
is het meest toepasbaar voor weefsels zoals bot en kraakbeen. Het kan ook constructies met porositeit genereren om diffusie van
voedingsstoffen of vulling met andere bioinkten of materialen mogelijk te maken.
• Honeycomb pattern (Honingraatpatroon): Geschikt voor constructies met isotrope mechanische eigenschappen. Dit infill-patroon is
consistent over aangrenzende lagen, wat resulteert in stevige wanden tussen de aangrenzende poriën met een goede druksterkte.
Dit patroon is het meest toepasbaar voor weefsels zoals bot en kraakbeen. Dit patroon kan ook constructies genereren die porositeit
bevatten om diffusie van voedingsstoffen of vulling met andere bioinkten of materialen mogelijk te maken.
• Rectilinear pattern (Rechtlijnig patroon): Geschikte infill voor weefselconstructies met isotrope mechanische eigenschappen. Dit
patroon is het meest van toepassing op weefsels zoals huid, bindweefsel en kraakbeen. Dit infill-patroon verandert de vulhoek met 90
graden op basis van de laag.
• Linear pattern (Lineair patroon): Vergelijkbaar met het rechtlijnige patroon, behalve dat het van laag naar laag met 45 graden is
verschoven in plaats van 90 graden. Dit patroon is geschikt voor vezels en gestreepte weefsels. Het kan ook constructies genereren die
porositeit bevatten om diffusie van voedingsstoffen of vulling met andere bioinkten of materialen mogelijk te maken.
• Concentric pattern (Concentrisch patroon): Geschikt voor onregelmatige vormen en ronde objecten. De invill bootst de vorm van de
buitenwanden na, waardoor concentrische rimpelingen ontstaan. Het is ideaal voor hoge infills en complexe geometrieën, en zorgt
ervoor dat de structuur wordt ingevuld. OPMERKING: Er is een minimale kruising van filamenten, wat nadelig zou kunnen zijn voor de
structurele integriteit van het construct.
• Gyroid pattern (Gyroid patroon): Bestaat uit golfachtige patronen die geschikt zijn om te gebruiken in toepassingen die elasticiteit
vereisen. Het patroon is qua structuur en oriëntatie vergelijkbaar met het rechtlijnige patroon. Dit is het meest van toepassing op
weefsels zoals huid, gewrichtsbanden, spieren, pezen en andere weefsels waar elasticiteit belangrijk is.
18
1
3
5
7
9
2
4
6
8