4.3.5 Printkopinstellingen
Druk op het pictogram Printhead (Printkop) onderin het venster om naar de volgende stap van het proces te gaan.
In dit scherm zijn veel opties en instellingen voor de bioinkt- en printinstellingen mogelijk.
1. Bioink (Bioinkt): Selecteer het inkttype in het
vervolgkeuzemenu onder Bioink (Bioinkt).
Dit menu biedt veel vooraf ingestelde
printparameters voor veelvoorkomende
typen bioinkt die worden gebruikt in de
Corning® Matribot® Bioprinter.
2. Nozzle (Mondstuk): De grootte van de
binnendiameter van het mondstuk. Als u de
grootte van de mondstuk wijzigt, resulteert
dit in dunnere of dikkere geprinte lijnen.
3. Speed (Snelheid): De snelheid van de
printkop tijdens de printbewegingen.
Verhoging van de printsnelheid resulteert
in een kortere printtijd; het verlagen van de
snelheid kan een hogere resolutie van de
geprinte structuren opleveren.
4. Schakel de temperatuurregeling van de
printkop in.
5. Temperature (Temperatuur): De
temperatuur van de printkop. Door de
temperatuur van sommige materialen te
wijzigen, kan de viscositeit veranderen.
Raadpleeg het protocol dat bij uw
specifieke materiaal hoort om te bepalen
bij welke temperatuur het materiaal het
best wordt geprint. Bepaalde materialen
hebben een koele printkop nodig om
vroegtijdige gelering te voorkomen, zoals
Corning Matrigel®-matrix en collageen.
6. Preflow volume (Voorstroomvolume): De
hoeveelheid bioinkt die wordt geëxtrudeerd
voordat een nieuw filament wordt gestart.
Verhoog het voorstroomvolume als de
bioink niet extrudeert op het startpunt
van elk nieuw filament. Verlaag dit volume
als er in plaats daarvan een ophoping van
bioinkt op het startpunt is.
7. Extrusion rate (Extrusiesnelheid): De
snelheid waarmee de bioinkt uit het
mondstuk stroomt. Het verhogen van de
extrusiesnelheid vergroot de stroom van
de bioinkt uit het mondstuk. Verminder de
snelheid als het filament te dik is.
8. Retract volume (Terugtrekvolume): Het
volume bioinkt dat tijdens een niet-
printbeweging in het mondstuk wordt
teruggetrokken. Verhoog het terugtrekvolume als het materiaal tijdens niet-printbewegingen blijft stromen.
9. Z-offset: De hoogte waarop de tip van het mondstuk vanaf het oppervlak vanaf het gekalibreerde punt omhoog wordt bewogen.
Verhoog de Z-offset als het mondstuk te dicht bij het oppervlak is gekalibreerd.
10. Advanced (Geavanceerd): Geavanceerde parameters voor bioprinten inschakelen.
11. Extra preflow volume (Extra voorstroomvolume): De hoeveelheid bioinkt die aan het begin van het allereerste filament wordt
geëxtrudeerd. Verhoog het extra voorstroomvolume als de bioinkt niet op het startpunt wordt geëxtrudeerd; dit kan gebeuren als de
mondstuk niet volledig is geprimed. Verlaag dit volume als er een ophoping van bioinkt is op het startpunt.
12. Infill extrusion multiplier (Extrusievermenigvuldiger voor vulling): Een schaalfactor van de extrusiesnelheid in de infill (vulling) in
vergelijking met de omtrek. Verhoog de infill-extrusievermenigvuldiger als de omtrek dikker is dan gewenst terwijl de vulling te dun is.
13. Retract rate (Terugtreksnelheid): De snelheid waarmee de bioinkt in het mondstuk wordt teruggetrokken. Verhoog de
terugtreksnelheid als u een vertraging in de beweging ervaart doordat u wacht tot de terugtrekbeweging is voltooid.
16
1
3
5
7
9
11
13
15
2
4
6
8
10
12
14
16