[Mic. Niveau]
Tijdens het opnemen kan het ingangsniveau van de ingebouwde microfoons bijgesteld
worden.
≥ Verander de functie naar
≥ Naar de handmatige werking schakelen. (l 69)
1
Selecteer het menu.
: [OPNAME INST.] # [Mic. Niveau] # gewenste instelling
[AUTO]:
[Instel.r
]/[Instel.]:
≥ Het is mogelijk om in de handmatige functie de instelling te selecteren op het snelmenu.
(l 32) Het microfoonniveau keert terug naar de eerder ingestelde waarde, en kan niet
worden ingesteld op het snelmenu.
2
Raak
/
aan om het ingangsniveau van
de microfoon in te stellen.
≥ Raak
aan om AGC in of uit te schakelen. Als
AGC is ingeschakeld, wordt rond het pictogram een
gele kleur afgebeeld en wordt de mate van
geluidsvervorming verminderd. Als AGC is
uitgeschakeld, wordt het geluid op natuurlijke wijze
opgenomen.
≥ Stel het gevoeligheidsniveau van de microfoon
zodanig in dat de laatste 2 balken van de gain-waarde
niet rood zijn. (Anders wordt het geluid vervormd.)
Selecteer een lagere instelling voor het
gevoeligheidsniveau van de microfoon.
3
Raak [ENTER] aan om het ingangsniveau van de microfoon vast te stellen en
raak vervolgens [STOP] aan.
(Meter voor ingangsniveau microfoon) verschijnt op het scherm.
≥
≥ Wanneer u het toestel op de Intelligent auto mode zet, wordt de instelling vastgezet op
[AUTO] en kan niet veranderd worden.
≥ Als [ZOOM MIC] op [AAN] staat, zal het volume anders zijn afhankelijk van de
zoomverhouding.
≥ De meter van het ingangsniveau van de microfoon toont de grootste input van de
2 ingebouwde microfoons.
≥ U kunt niet opnemen met het geluid volledig onderbroken.
.
AGC wordt ingeschakeld en het gevoeligheidsniveau van
de microfoon voor opnemen wordt automatisch ingesteld.
Het gewenste gevoeligheidsniveau van de microfoon voor
opnemen kan worden ingesteld.
A Links
B Rechts
C Microfoongevoeligheidsnive
au
61
VQT2U93