Fotograferen met een flitser
Opnamemodus:
Type, bewerkingen
[Auto]
• Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst.
∗
[Auto/rode-og]
1
• Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst
(met rode-ogenreductie).
[Flitser altijd aan]
• Altijd flitsen
∗
[Gdw. aan/rode-og]
1
• Altijd flitsen (met rode-ogenreductie)
∗
[Lngz. sync./rode-og]
1
• Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst (met
rode-ogenreductie en lange sluitertijd voor meer
helderheid).
[Gedwongen uit]
• Nooit flitsen
∗
1
Er wordt twee keer geflitst. Beweeg niet tot na de tweede flits. Het interval tussen de flitsen varieert,
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Als [Rode-ogencorr] in het menu [Opname] op [ON] staat, verschijnt
flitser, worden rode ogen automatisch waargenomen en worden fotogegevens gecorrigeerd. (Alleen
wanneer [AF mode] is ingesteld op
40
VQT3H51
Geef [Flitser] weer
Selecteer het gewenste type
Toepassingen
Normaal gebruik
Onderwerpen in een donkere
omgeving fotograferen
Fotograferen met achtergrondlicht
of onder felle lampen (bijvoorbeeld
tl-licht)
Onderwerpen fotograferen tegen een
nachtlandschap (statief aanbevolen)
Plaatsen waar u niet mag flitsen
bij het pictogram van de
(gezichtsdetectie))
■
Beschikbare typen per modus
standaardinstelling)
∗
○
○
○
○
2
–
○
○
○
–
○
○
○
–
–
–
–
–
○
–
–
○
○
○
○
∗
2
Stel in op
,
,
of
, afhankelijk van het onderwerp en de helderheid.
• De flitser kan niet worden gebruikt tijdens de filmopname van bewegende beelden en
de scènefuncties
,
,
,
,
■
Het beschikbare flitsbereik met de [Gevoeligheid] instelling is [AUTO]
W-kant (maximaal)
Ongeveer 60 cm – 5,0 m
T-kant (maximaal)
Ongeveer 1,0 m – 2,8 m
●
De sluitertijden zijn als volgt:
∗
•
,
,
,
: 1/60
3
- 1/4000
∗
∗
•
,
: 1
3,
4
- 1/4000
∗
3
Afhankelijk van de instelling voor [Korte sluitert.].
∗
4
Wanneer [Korte sluitert.] staat ingesteld op [AUTO] en er wordt beweging waargenomen wanneer
de [Stabilisatie] op [ON] wordt gezet, wordt de maximumsnelheid 1/4 seconde. Varieert ook
afhankelijk van de modus [Intelligent auto], de [Scènemode] en de zoompositie.
●
Het effect van de rode-ogenreductie varieert, afhankelijk van het onderwerp, en wordt beïnvloed
door factoren zoals afstand tot het onderwerp, of het onderwerp tijdens de voorflits naar de camera
kijkt enzovoort. In sommige gevallen is het effect van de rode-ogenreductie verwaarloosbaar.
●
Plaats uw handen niet over het licht uitstralende gedeelte van de flitser (→8) en kijk ook niet
van dichtbij (op enkele centimeters afstand) in de flitser.
Flits niet dicht in de buurt van andere onderwerpen (warmte en licht kunnen schadelijk zijn
voor het onderwerp).
●
Flitsinstellingen kunnen veranderen als u een andere opnamemodus kiest.
●
Als u een andere scènemodus kiest, worden de standaardflitsinstellingen hersteld.
●
Randen van foto's kunnen iets donkerder worden als de flitser wordt gebruikt op korte afstanden
zonder dat de zoom wordt gebruikt (vlakbij de maximale instelling voor W - groothoek). U kunt dit
oplossen door enigszins in te zoomen.
●
Er kunnen geen foto's worden gemaakt als deze symbolen knipperen (flitser wordt opgeladen)
(bijvoorbeeld
).
●
Bij onvoldoende licht kan niet altijd de juiste belichting of witbalans worden gekozen.
●
Het opladen van de flitser kan even duren als de batterij bijna leeg is, of als de flitser enkele keren
achter elkaar wordt gebruikt.
(○: beschikbaar, —: niet beschikbaar,
○
○
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
○
–
○
–
–
○
○
–
–
–
○
○
–
–
–
○
–
○
○
–
–
○
○
○
○
○
–
○
,
,
of
.
VQT3H51
:
○
–
–
○
–
○
–
–
○
–
○
○
41