Gedetailleerde instellingen voor een Live Set (Live Set Edit)
Hier ziet u hoe gedetailleerde instellingen voor de vier Layers van
een Live Set worden gemaakt.
1.
Druk op de [LIVE SET EDIT] knop.
Het Live Set Edit Menu scherm verschijnt.
2.
Gebruik de cursor [ ] [ ] knoppen om het item dat u wilt
bewerken te selecteren, en druk op de [ENTER] knop.
Het corresponderende bewerkingsscherm verschijnt.
3.
Selecteer de parameter die u wilt bewerken, en gebruik
de [DEC] [INC] knoppen of de waarde draaiknop om de
waarde te bewerken.
Als u op de [EXIT/SHIFT] knop drukt, keert u naar het Live Set Edit
Menu scherm terug.
4.
Als u klaar bent met het maken van instellingen, drukt
u meerdere malen op de [EXIT/SHIFT] knop om naar het
Tone scherm of Live Set scherm terug te keren.
OPMERKING
Als u de instellingen heeft bewerkt, wordt een 'EDITED' indicatie
in het Live Set scherm of Tone scherm weergegeven.
Als u de stroom uitzet, een andere Live Set selecteert of een
andere klank in het Tone scherm selecteert terwijl de 'EDITED'
indicatie wordt getoond, worden de bewerkingen die u heeft
gemaakt afgedankt. Als u de bewerkingen wilt behouden, drukt
u op de [WRITE] knop om de Live Set op te slaan (p.23).
Gedetailleerde instellingen voor elke
Layer (Layer Edit)
Hier wordt uitgelegd hoe iedere Layer (Upper 1-3, Lower) bewerkt
kan worden.
1.
In het Live Set Edit Menu scherm selecteert u 'Layer Edit' .
Druk dan op de [ENTER] knop.
2.
Selecteer de parameter die u wilt bewerken, en gebruik
de [DEC] [INC] knoppen of de waarde draaiknop om de
waarde te bewerken.
Parameter
Waarde
TONE
VOL
0–127
Volume
PAN
L64–0–R63
Pan
REV
0–127
Reverb Send Level
DLY
0–127
Delay Send Level
TRA
-48–0–+48
Layer Transpose
28
Uitleg
Selecteert de klank.
Stelt het volume voor elke Layer in.
Specificeert de links/rechts positie van het
geluid als er in stereo wordt uitgestuurd.
Specificeert het niveau van het signaal dat naar
Reverb wordt gestuurd.
Specificeert het niveau van het signaal dat naar
Delay wordt gestuurd.
Hiermee kunt u Layers individueel naar een
andere toonhoogte transponeren.
Parameter
Waarde
Uitleg
De reeks toetsen waarbinnen elke Layer klinkt
instellen.
KR.LWR
Dit kan gebruikt worden om noten in verschil-
lende gebieden van het klavier verschillende
Keyboard Range Lower
klanken te laten spelen.
Specificeer de laagste limiet (KR.LWR) en
hoogste limiet (KR.UPR) van de reeks toetsen
die wordt ingesteld.
A0–C8
U kunt dit ook instellen door een specifieke
toets in te drukken en op de [ENTER] knop te
KR.UPR
drukken.
Keyboard Range Upper
* Dit is alleen effectief als de [SPLIT] knop aan
* 'Full' wordt weergegeven als de [SPLIT] knop
VR.LWR
Specificeert de laagste limiet (VR.LWR)
en hoogste limiet (VR.UPR) van de reeks
Velocity Range Lower
waarbinnen de klank volgens de Velocity wordt
1–127
gespeeld.
VR.UPR
Maak deze instelling als u wilt dat de klank
Velocity Range Upper
afhankelijk van de Velocity verandert.
Deze instelling bepaalt hoe het volume
verandert in reactie op de Velocity. Het volume
neemt toe als het klavier met meer kracht
wordt bespeeld als een positieve waarde
V.SNS
wordt gebruikt. Als een negatieve waarde
-63–+63
Velocity Sensitivity
is geselecteerd, neemt het volume af als de
toetsen met meer kracht worden bespeeld.
* Voor sommige klanken wordt deze instelling
Maximale Velocity waarde voor de
corresponderen toets.
Het verlagen van deze waarde produceert
V.MAX
zachtere noten, zelfs als u het klavier sterker
1–127
Velocity Max
bespeelt.
* Voor sommige klanken wordt deze instelling
C.TUNE
Past de toonhoogte in stappen van halve tonen
-48–+48
aan (+/- 4 octaven).
Coarse Tune
Past de toonhoogte in stappen van een cent
F.TUNE
aan (+/- 50 cent).
-50–+50
Fine Tune
1 cent = 1/100ste van een halve toon.
Specificeert het aantal stemmen dat voor
VC RES
0–63, Full
iedere Layer wordt gereserveerd als u meer dan
Voice Reserve
128 stemmen probeert te spelen.
DAMP
Specificeert of het demperpedaal elke Layer
bestuurt (ON) of niet (OFF).
Damper Control Switch
Specificeert of het pedaal dat op de FC1
FC1
Jack is aangesloten elke Layer bestuurt
FC1 Control Switch
(ON) of niet (OFF)(*1).
ON, OFF
Specificeert of het pedaal dat op de FC2
FC2
Jack is aangesloten elke Layer bestuurt
FC2 Control Switch
(ON) of niet (OFF)(*1).
EXT
Specificeert of het pedaal dat op de EXT
Jack is aangesloten elke Layer bestuurt
EXT Pedal Control
(ON) of niet (OFF)(*1).
Switch
PB
Specificeert of de Pitch Bend hendel elke Layer
Pitch Bend
Control
bestuurt (ON) of niet (OFF).
Switch
MD
Specificeert of de modulatie hendel elke Layer
Modulation Control
bestuurt (ON) of niet (OFF).
ON, OFF
Switch
S1
Specificeert of de [S1] knop elke Layer bestuurt
(ON) of niet (OFF) (*1).
S1 Control Switch
S2
Specificeert of de [S2] knop elke Layer bestuurt
(ON) of niet (OFF) (*1).
S2 Control Switch
is (p.13) in de Key Range instellingen.
op OFF is ingesteld.
genegeerd.
genegeerd.