5.2 Veiligheidsinstructies voor specifieke bedrijfsfasen
Defecten en schade aan de machine moeten onmiddellijk na ontdekking worden gemeld.
Elke werkmethode die de veiligheid in gevaar kan brengen, moet worden vermeden!
Er moet voor voldoende verlichting van de machine worden gezorgd!
De machine mag niet worden gebruikt als de haken beschadigd zijn of niet ongehinderd
door hun eigen gewicht terugvallen!
5.2.1 Normale werking
Beschermingsmiddelen: Neem maatregelen om ervoor te zorgen dat de machine alleen in een veilige en
functionele toestand kan worden gebruikt. Gebruik de machine alleen wanneer alle veiligheidsinrichtingen
en veiligheid gerelateerde apparatuur zoals
- Terugslagbeveiliging,
- Schaafbescherming TXF 1570, TX MATIC of SUVAMATIC,
- Noodstop,
- Geluidsisolatie,
- Afzuigapparaat
aanwezig en functioneel zijn.
Aanpassingswerk: Verwissel en stel de schaafmessen af volgens hoofdstuk 14.
De schaafgeleider moet hier altijd goed vastzitten.
Werkstuk: Stel vóór de bewerking het werkstuk in op
- Buitenlandse insluitsels
- Knooppunt
- Torsies (verdraaiingen)
en andere onregelmatigheden.
Werkstukken die langer zijn dan de invoer- of uitvoertafel moeten extra worden ondersteund
(b.v. met steunrollen of iets dergelijks).
Zorg er bij automatische voeding voor dat er voldoende ruimte is voor vaste obstakels aan de verwijder-
bare kant (kans op beknelling!).
Hulpmiddelen: Voor het vlakschaven en voegen van korte werkstukken waarbij een veilige ondersteuning
met de hand niet mogelijk is, moeten duwstokken of duwblokken worden gebruikt. De vorm van het hulp-
middel moet aangepast zijn aan het werkstuk.
Staat van de machine: Controleer de machine ten minste eenmaal per dienst op uiterlijk zichtbare bescha-
digingen en defecten! Eventuele veranderingen (ook in het werkingsgedrag) moeten onmiddellijk aan het
verantwoordelijke kantoor of de verantwoordelijke persoon worden gemeld! Indien nodig, stop de ma-
chine onmiddellijk en zet ze vast!
Afzuigsysteem: De machine moet worden aangesloten op een doeltreffend afzuigsysteem.
Hiervoor is een gemiddelde stroomsnelheid van 20 m/s nodig.
Werkruimte: Een obstakelvrije werkruimte rond de machine is essentieel voor een veilig gebruik. De vloer
moet vlak zijn, goed worden onderhouden en vrij van puin zoals spanen en afgesneden werkstukken.
Schaafbereik tijdens gebruik: Probeer nooit snijresten, spaanders of andere onderdelen uit het schaafbe-
reik te verwijderen terwijl de machine draait! Gebruik nooit uw handen voor het verwijderen.
Afschuinen en afkanten: Om afschuiningen of afkantingen te maken, moet een bijbehorende sjabloon
worden gebruikt om het werkstuk te geleiden en de gewenste hoek te maken. Er moeten vaste geleiders
op de sjabloon worden aangebracht om zijdelingse beweging van het werkstuk te voorkomen. De basis-
plaat van het sjabloon moet voorzien zijn van stangen om het sjabloon aan beide zijden van de vandikteta-
fel tegen verschuiven tijdens de werkstukvoeding te houden.
BA_PH_546-100_NL_42-23.docx
21