MENU MONTEUR
Ketelvorstbeveiliging
De ketelvorstbeveiliging wordt geactiveerd als de keteltempera-
tuur beneden 5 °C komt. De ketel wordt dan ingeschakeld tot de
keteltemperatuur boven de "MINIMALE KETELTEMPERATUUR"
komt.
Aanvoer- of boilervoelervorstbeveiliging
De voelervorstbescherming wordt geactiveerd als de aanvoer-
resp. de boilertemperatuur beneden 7 °C komt. Daarbij wordt de
betreffende pomp ingeschakeld.
De voelervorstbescherming wordt gedeactiveerd als de aanvoer-
resp. boilertemperatuur boven 9 °C komt.
Vorstbeveiliging boven omgevingssensor
Wanneer de omgevingstemperatuur onder de 5 °C daalt, wordt
de vorstbeveiliging geactiveerd.
De gewenste omgevingstemperatuur voor het genoemde ver-
warmingssysteem wordt op 5 °C ingesteld. Het verwarmingssys-
teem wordt vrijgegeven:
De pompen worden ingeschakeld.
De warmtevraag wordt naar de ketel gestuurd.
56
Deel 3: Algemene functiebeschrijvingen
eBUS branderbesturingen
De regelaar ondersteunt het bedrijf van branderbesturingen via
de geïmplementeerde eBUS. De aansluiting vindt plaats via stek-
ker VII (BA eBUS).
Warmtevraag: regelaar => brander/BA
05h07h [In databyte7 = nominale waarde warm tapwater mag de
brander bit 7 niet evalueren] additioneel
Data/status: brander/BA => regelaar
05h03h
Voorwaarde voor het bedrijf:
De branderbesturing (BA) moet een geldig eBUS telegram zen-
den.
De eBUS voeding moet geactiveerd worden, als de brander niet
op de BUS voedt => monteur/installatie (tip zonder informatie =>
functie met en zonder eBUS voeding testen)
EEPROM-Check
Om de 10 minuten wordt automatisch gecontroleerd of de instel-
waarden van de regelaar binnen de aangegeven grenzen liggen.
Een eventueel buiten de grenzen liggende waarde wordt door de
standaard waarde vervangen. Het overschrijden van de grenzen
wordt door een knipperend E en het foutnummer 81 aangege-
ven.
In zo'n geval doet de gebruiker er goed aan om de belangrijke in-
stelwaarden van de regelaar te controleren. Het waarschuwings-
teken verdwijnt na een herstart van het apparaat (RESET).