6.6.4
Minimaal vermogen
Het MIN vermogen moet worden gekozen binnen het
werkingsveld dat wordt weergegeven op Afb. 2 op pag. 10.
Druk op de knop 2)(Afb. 25 op pag. 22) "Afname vermogen" houd
deze ingedrukt totdat de servomotor de fabrieksinstelling (Afb. 29
B)heeft bereikt en de luchtklep 5) en de gassmoorklep 4) (Afb. 28
op pag. 24) dienovereenkomstig zijn afgesteld.
Afstelling van het gas
Varieer het beginprofiel van de mechanische nok 1) (Afb. 28 op
pag. 24) geleidelijk aan via de schroeven 2).
Stel bijvoorbeeld het minimumvermogen in op 800 kW,
controleer de emissies en verhoog of verlaag eventueel de
opening van de luchtklep (Zie "Afstelling van de lucht" op
pag. 24). Breng het vermogen met behulp van de schroeven 2)
van de mechanische nok (Afb. 28 op pag. 24) terug naar 800 kW
en controleer de emissies.
Afstelling van de lucht
De afstelling van de lucht wordt uitgevoerd door de hoek van de
nok III) van de servomotor te wijzigen (Afb. 26 op pag. 23) en met
behulp van de keuzeschakelaar 2)(Afb. 25 op pag. 22).
Raadpleeg Afb. 29 A) voor het afstellen van de nok van de
servomotor.
OPMERKING:
De servomotor volgt de afstelling van de nok III alleen
wanneer u de hoek van de nok verkleint. Als de hoek van de
nok daarentegen moet worden vergroot, is het nodig om
eerst de hoek van de servomotor te vergroten met de toets
"toename vermogen", dan de hoek van de nok III te
vergroten en vervolgens de servomotor in de stand MIN.
vermogen terug te zetten met de toets "Afname vermogen".
Raadpleeg Afb. 29 A) en B) voor het afstellen van de nok III.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.6.5
Tussenliggende vermogens
Afstelling van de lucht
Er zijn geen afstellingen nodig
Afstelling van het gas
Na het instellen van het maximale en minimale brandervermogen
moet
het
gas
servomotorposities ingesteld worden. Om van de ene positie
naar de volgende te gaan, moet de keuzeschakelaar 2)(Afb. 25
op pag. 22) ingedrukt worden op het (+) of (-) symbool. Druk kort
op de knop 2)(Afb. 25 op pag. 22) "Toename vermogen" zodat de
servomotor ongeveer 20° wordt gedraaid. Zie de afleesschaal
van de servomotor Afb. 29 B) en de afleesschaal van de
luchtkleppen 5) (Afb. 28 op pag. 24).
Draai de schroef 2) van de mechanische nok (Afb. 28 op pag. 24)
vast of los om de gasstroom te verhogen of te verlagen, zodat
deze wordt aangepast aan de luchtstroom voor een optimale
verbranding.
Ga op dezelfde wijze te werk met de volgende schroeven.
Let erop dat de variatie van het profiel van de nok
geleidelijk gebeurt.
LET OP
Zet de brander uit met de schakelaar 1)(Afb. 25), positie OFF,
maak de nok I)(Afb. 28) zodat de servomotorreductoren
ontkoppeld kunnen worden, door op knop 3)(Afb. 29 D) te
drukken en deze naar rechts te verplaatsen. Controleer
meermaals of de beweging soepel en zonder schokken verloopt,
door handmatig de nok I)(Afb. 28) naar voren en naar achteren
te draaien.
Het wordt aanbevolen om de mechanische nok
I)(Afb. 28 op pag. 24)weer aan de servomotor te
koppelen, door de knop 3)(Afb. 29 C) naar boven
te bewegen.
LET OP
Probeer ervoor te zorgen, dat de schroeven aan de uiteinden van
de mechanische nok, die vooraf zijn afgesteld voor het openen
van de gasklep bij MAX. en MIN. vermogen, niet worden
bewogen.
OPMERKING:
Controleer na het afstellen van de "MAX - MIN -
TUSSENLIGGENDE" vermogens opnieuw de ontsteking.
Deze moet een geluidsniveau hebben dat gelijk is aan die
van de volgende werking. Als er schokken optreden, het
debiet bij de ontsteking verlagen.
25
NL
op
de
verschillende
tussenliggende
20160602