Reiniging
6
Reiniging
6.1
Aanwijzingen betreffende de veiligheid tijdens het
reinigen
•
Voordat het apparaat kan worden gereinigd, dient het apparaat van het lichtnet
te worden gehaald.
•
Het apparaat geheel laten afkoelen.
•
Zorg ervoor dat er geen water in het apparaat komt. Dompel het apparaat niet in
water of andere vloeistoffen om het te reinigen. Gebruik geen waterstraal onder
druk om het apparaat te reinigen.
•
Gebruik geen scherpe of metalen voorwerpen (mes, vork, enz.) om het apparaat
schoon te maken. Scherpe voorwerpen kunnen het apparaat beschadigen en
leiden tot elektrische schokken wanneer ze in contact komen met geleidende
componenten.
•
Gebruik geen schuurmiddelen, oplosmiddelen of bijtende schoonmaakmiddelen.
Dit kan het oppervlak beschadigen.
6.2
Reiniging
1. Na elke werk dag het apparaat regelmatig reinigen.
2. Open de schuifdeur van het apparaat.
3. Haal alle voorwerpen uit het apparaat.
4. Haal de planchetten uit het apparaat.
5. De planchetten met een mild reinigingsmiddel en een zacht doekje of sponsje
onder warm water reinigen. De planchetten spoelen met schoon water en met
behulp van een zacht doekje drogen.
6. Was het onderste opslagoppervlak grondig met warm water en een zachte
doek. Als het nodig is een mild reinigingsmiddel gebruiken. Neem schone
oppervlakken af met een doek bevochtigd met schoon water.
7. Veeg de glazen zijruiten en schuifdeuren grondig af met een zachte, vochtige
doek.
8. Reinig de behuizing en de kabel alleen met een zachte, vochtige doek.
9. Tot slot moeten alle gewassen oppervlakken grondig worden gedroogd.
10. De planchetten opnieuw in het apparaat plaatsen.
11. Verwijder regelmatig stof en pluis van de ventilatieopeningen van het apparaat
met een zachte borstel of bezem.
12. Laat na het reinigen de schuifdeur open zodat het apparaat volledig kan drogen.
700202G
NL
19 / 24