Opnamefuncties
Opnamefuncties
Opnamefuncties
AF-modus
Hier vindt u informatie over de scherpstelmethoden van de camera.
U kunt de geschikte scherpstelmodus selecteren voor het onderwerp:
Enkelvoudige Autofocus, Continu Autofocus, Actieve Autofocus of
Handmatige Focus. De AF-functie wordt geactiveerd wanneer u de
[Ontspanknop] half indrukt. In de MF-modus (handmatige scherpstelling)
moet u aan de scherpstelring op de lens draaien om handmatig scherp te
stellen.
In de meeste gevallen is Enkelvoudige AF de geschikte methode. Snel
bewegende onderwerpen en onderwerpen met een klein schaduw
verschil met de achtergrond, zijn lastig scherp te krijgen. Kies voor
dergelijke situaties een geschikte scherpstelmethode.
Als uw lens beschikt over een AF/MF-schakelaar, moet u de schakelaar
instellen op de geselecteerde modus. Stel de schakelaar in op AF wanneer
u Enkelvoudige AF, Continu AF of Actief AF selecteert. Stel de schakelaar in
op MF wanneer u Handmatige Focus selecteert.
Als de lens geen AF/MF-schakelaar heeft, drukt u op [F] om de gewenste
AF-modus te selecteren.
U stelt als volgt de
In de opnamemodus drukt u op [F]
autofocusmodus in:
•
U kunt de optie ook instellen door op [m]
optie te drukken in de opnamemodus.
•
Afhankelijk van de lens die u gebruikt, kunnen de beschikbare opties
verschillen.
een optie.
AF-modus
een
b
95 95