3.7 Installatie van het ademhalingscircuit
De AquaVENT® FD140i moet worden gebruikt met Armstrong Medical ademhalingscircuits
en componenten. Zie voor meer informatie Bijlage 2, "Accessoires". Zie voor de specifi eke
therapiemodusfl ow en drukbereiken de tabel "Technische specifi caties therapiemodus" in hoofdstuk 8.
Verwijder voorafgaand aan het aansluiten van het ademhalingscircuit de poortkapjes die de
ademhalingsgasuitlaat, de zuurstofi nlaat en de medischeluchtinlaat afdekken.
OPMERKING: De poortkapjes moeten worden bewaard voor als het apparaat wordt getransporteerd
voor onderhoud of reparatie. Het doel daarvan is om te voorkomen dat er stof en vuil
binnendringen tijdens transport.
OPGELET
Zorg dat de ademhalingsuiteinden van het patiëntcircuit niet knikken of op andere wijze geobstrueerd
raken. Als u dit niet doet, kan zich druk opbouwen binnenin het apparaat.
Toediening van verneveld geneesmiddel.
Voor instructies in het gebruik van de AquaVENT® FD140i vernevelaarfunctie zie rubriek 4.13 "Gebruik
met een vernevelsysteem".
3.8 Gebruik van een verwarmer/bevochtiger.
Actieve bevochtiging moet worden gebruikt in alle ademhalingscircuits die voor iets anders bestemd
zijn dan voor de therapiemodus CPAP via helm. De AquaVENT® FD140i kan worden gebruikt met elke
verwarmer/bevochtiger die de fabrikant bekend is.
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat water uit de bevochtigingskamer in de AquaVENT® FD140i komt, moeten de
volgende instructies worden nageleefd:
•
De verwarmer/bevochtiger moet ongeveer 600 mm onder de AquaVENT® FD140i worden
geplaatst.
•
Bij het verwijderen van de actieve bevochtiger uit het ademhalingscircuit moet eerst de slang uit de
AquaVENT® FD140i worden verwijderd.
26
AquaVENT® FD140i, Gebruikershandleiding, Nederlandse uitgave 06
Apparaatinstallatie