1.4 Bijwerkingen
De vaakst voorkomende bijwerkingen tijdens CPAP-therapieën zijn gelaatsmasker- of gasfl ow-/-
drukgerelateerd. Sommige patiënten ervaren mogelijk claustrofobie door het masker, neuscongestie,
rinitis of loopneus. Zorg om deze bijwerkingen zoveel mogelijk te beperken dat:
•
Een passend gelaatsmasker wordt gebruikt – als het masker te klein/te groot is, kan dit leiden tot
ongemak en luchtlekkages.
•
Het masker niet te strak bevestigd is – dit kan leiden tot ongemak bij het dragen en tot
huidbeschadiging.
•
Verwarmde bevochtigde lucht wordt gebruikt via een verwarmer/bevochtiger.
CPAP via helm is gepredisponeerd voor CO
van de patiënt verhogen.
Naast de bovengenoemde bijwerkingen kan pediatrische CPAP leiden tot congestie, droge mond,
lipbloedingen en neusbloedingen. Maskers kunnen irritatie of roodheid van de huid veroorzaken. Het
gebruik van de juiste maat masker en bekleding kan drukplekken door nauw contact met de huid zoveel
mogelijk beperken
BUBBLE-PAP kan ook neusbloedingen veroorzaken; bevochtiging kan vaak helpen bij deze symptomen.
Ook hier geldt dat verwarmde bevochtigde lucht kan helpen bij de preventie van neusbloedingen.
Bijwerkingen bij het gebruik van HFOT kunnen zijn: huidirritatie, huidletsel en droogheid van de neus. Het
is belangrijk om zich ervan bewust te zijn dat HFOT kan leiden tot onderdrukking van de ademhaling en
zuurstoftoxiciteit en het is bovendien een brandgevaar bij hoge zuurstofconcentraties.
10
-herinademen en kan de asynchroniciteit van de ventilator
2
AquaVENT® FD140i, Gebruikershandleiding, Nederlandse uitgave 06
Inleiding