Controleer de werking van het beluchterventiel (afb.
6) voor het proefdraaien. Wanneer het ventiel ver-
stopt is of door een andere oorzaak niet goed werkt
kan na het stoppen van de motor water in de motor
terechtkomen.
1.4.3
Uitlaat
Nadat het koelwater zijn werk heeft gedaan wordt het in
de uitlaatleiding geïnjecteerd. Door deze waterinjectie
worden de uitlaatgassen afgekoeld, wat een geluiddem-
pende werking heeft. Ook kan hierdoor rubber uitlaat-
slang, een kunststof waterslot, geluiddempers en een
zwanenhals worden toegepast. Deze toebehoren dienen
door de fabrikant voor deze toepassing te zijn bestemd.
In plaats van een zwanenhals kan een bocht worden ge-
legd met uitlaatslang voordat de uitlaat naar buiten wordt
gevoerd om binnendringen van water te voorkomen.
1 DE INSTALLATIE VAN EEN STANDAARD
UITLAATSYSTEEM
Het uitlaatsysteem van de generator moet geschei-
den blijven van de leidingen van andere uitlaatsyste-
men, zoals van de motor of verwarming.
De uitlaatslang loopt na het verlaten van de geluids-
kast naar beneden, naar de uitlaatdemper/waterslot.
Deze uilaatdemper/waterslot dempt het geluid verder
6
Afb. 7.
1 Uitlaatdemper/waterlock;
2 Uitlaatdemper;
3 Uitlaatslang 40 mm.;
NL / WHISPER 3,5 / Oktober 2004
max. totale lengte 2,5 m
1
3
en dient voor het opvangen van het water dat zich na
het stopen van de motor nog in het uitlaatsysteem
bevindt. Daarom moet het warterslot het laagste punt
van het uitlaatsysteem zijn (zie afb. 7-1).
De uitlaatslang moet een inwendige diameter hebben
van 40 mm. - niet meer, niet minder - Voorts moet de
slang
tussen
waterlock
'zwanenhals' bevatten om te voorkomen dat bij
stilstaande motor buitenwater het koelsysteem via de
uitlaat in de motor terecht kan komen (zie afb. 7-4).
Deze zwanenhals bestaat uit een bocht in de slang
en komt tot minstens 60 cm. boven de waterlijn en is
bij voorkeur midscheeps gesitueerd. Na de zwanen-
hals loopt de slang naar de uitlaatdoorvoer. Een extra
demper kan zo ver mogelijk aan het einde van de
leiding worden gemonteerd.
Het systeem moet zo worden aangelegd dat de
uitlaattegendrukniet meer is dan 0,8 psi of 0,06 bar is
60 cm. waterdruk. (Zie ook paragraaf 5.4.3 van de
3
4 Zwanenhals;
5 Huiddoorvoer uitlaat 40 mm.;
6 Waterlijn.
INSTALLATIE
en
huiddoorvoer
een
4
max.
lift
120 cm
min.
2
60 cm
5
9