gevaarlijke situaties ontstaan en kan schade aan de
generator worden toegebracht.
Indien het omschakelen plaats vindt met behulp van
relais dient deze schakeling zodanig te zijn ontworpen
dat het klapperen van de relais wordt voorkomen.
Hiervoor dienen diverse tijdvertragingen bij het
schakelen te worden ingebouwd. Voorts dienen de
2
INBOUWGEGEVENS
2.1
INBOUWVOLGORDE WHISPER 3,5
1 Monteer een stalen plaat met vier trillingdempers op de
scheepsromp. (Zie afb. 12).
2 Plaats de generatorset direct op de stalen plaat.
3 Sluit de koelwatertoevoer aan op het koelwaterfilter.
4 Neem een beluchter in het koelsysteem op.
5 Sluit de uitlaat aan.
6 Sluit de brandstoftoevoer vanaf de waterafscheider/ brand-
stofvoorfilter aan.
7 Sluit de brandstof retourleiding aan op de tank.
8 Sluit de afstandbediening aan. (Inpluggen)
9 Sluit de 230V voedingskabel van de generatoruitgang aan op de MASTERSWITCH of scheidingsschakelaar.
10 Sluit de startaccu aan (laat de min zolang mogelijk los).
11 Sluit de acculader aan. (optie)
2.2
CONTROLELIJST
VOOR INBEDRIJFSTELLING
1
Controleer of een beluchter is gemonteerd op min-
stens 60 cm. boven de waterlijn. Is daarbij rekening
gehouden met slingeren, schuin liggen en volle
belading? Een beluchter is alleen niet noodzakelijk
wanneer de bodem van de generatorset boven de
waterlijn ligt.
2
Open de buitenwater-inlaatkraan van de koelwater-
toevoer en controleer alle verbindingen op lekkage.
Controleer of de wierpot op de juiste hoogte ten op-
zichte van de waterlijn is geplaatst en of het filter
aanwezig is.
NL / WHISPER 3,5 / Oktober 2004
relais elkaar mechanisch en electrisch te blokkeren. In
geen geval moet met een wisselrelais worden gewerkt.
Mastervolt adviseert u een "MASTERSWITCH" te ge-
bruiken. Deze MASTERSWITCH schakelt het boord-
net automatisch over van walstroom naar generator en
omgekeerd naar gelang de beschikbaarheid daarvan.
3
Controleer of het uitlaatsysteem op de juiste manier
is aangebracht. Controleer ook of de zwanenhals of
waterafscheider 60 cm boven de waterlijn ligt.
Controleer de lengte van het systeem, de diameter
van de gebruikte slang (40 mm.), de positie van het
waterslot, de opvoerhoogte.
4
Open (indien gemonteerd) de uitlaatkraan en con-
troleer alle verbindingen in het uitlaatsysteem.
5
Controleer de 230V bedrading en de aarding.
INBOUWGEGEVENS
Afb. 12.
15