Inhoudsopgave Introductie Algemeen 1.1.1 Functies van de c.pCO-controller Snelle inbedrijfstelling Hoofdfuncties Het apparaat aan- en uitschakelen 2.2.1 Het apparaat aan- en uitschakelen via het display 2.2.2 Het apparaat aan- en uitschakelen via een extern vrijgavesignaal 2.2.3 Het apparaat aan- en uitschakelen via het BMS Setpoints wijzigen 2.3.1 Setpoints wijzigen via het display...
Pagina 4
Luchtontvochtiging Regeling van de elektrische voeding 5.7.1 Fasevolgorde 5.7.2 Minimale/maximale spanning 5.7.3 Snelle herstart Besturing van de schuifkleppen 5.8.1 Besturing van de schuifkleppen 5.8.2 Besturing van de schuifkleppen 5.8.3 Starten van de unit 5.8.4 Reiniging 5.8.5 Recirculatie Bijverwarming 5.9.1 Bestuurde apparaten 5.9.2 Naverwarming 5.9.3...
INTRODUCTIE 1.1 Algemeen Informatie over het gebruik van deze handleiding. Het doel van deze handleiding is om alle nodige informatie te verstrekken voor het gebruik van de controller en zijn software-applicaties in de units vermeld op het voorblad. Deze handleiding bevat geen informatie over de installatie van de units en de bijbehorende controles en regelingen voor de eerste opstarting.
SNELLE INBEDRIJFSTELLING 2.1 Hoofdfuncties Hier volgen de instructies voor wijziging van de belangrijkste besturingsfuncties van de unit. 2.2 Het apparaat aan- en uitschakelen 2.2.1 Het apparaat aan- en uitschakelen via het display Gebruik het "Aan/Uit" pictogram op het hoofdmasker voor toegang tot het masker voor starten/stoppen van de unit. In het bovenste deel van het masker wordt de status van de unit weergegeven, in het midden staat het "Aan/Uit"...
2.3 Setpoints wijzigen 2.3.1 Setpoints wijzigen via het display Druk in het hoofdmenu op "Setpoint" om het masker te openen met de functies die de wijziging van het setpoint mogelijk maken. Selecteer in het submenu "Setpoint" de functie waarvoor u het setpoint wilt wijzigen. Scroll indien nodig door de parameters totdat de setpoint-parameter verschijnt.
2.5 Datum en tijd instellen Scroll door het hoofdmenu totdat u "Configuraties" vindt en selecteer deze optie. Selecteer in "Configuraties" de optie "Datum en tijd" voor toegang tot de pagina voor wijziging van de instellingen. Selecteer rechtsonder het schrijf-pictogram voor toegang tot de instelpagina. Door de afzonderlijke groene waarden te selecteren, wordt het virtuele toetsenbord geactiveerd waarmee u nieuwe waarden kunt instellen.
GRAFISCHE ASPECTEN VAN HET DISPLAY Tijdens de ontwikkelingsfase van de applicatie werd bijzondere aandacht besteed aan het intuïtieve gebruik van de gebruikersinterface. 3.1 Grafische conventies Met behulp van het aanraakscherm kunt u door de interface navigeren. Sommige intuïtieve iconen zijn gebruikt als knoppen om gemakkelijk tussen de maskers en menu's te bladeren. Andere eenvoudige symbolen worden gebruikt om organen en actieve functies aan te duiden.
Pagina 10
deze icoon verschijnt op de login-pagina na invoering van het wachtwoord.Door deze icoon aan te raken, bevestigt u het ingevoerde wachtwoord. deze icoon verschijnt op de login-pagina na invoering van de juiste inloggegevens.Door deze icoon aan te raken, keert u terug naar de "loop" van het vorige menu terwijl de toegang met geactiveerde inloggegevens behouden blijft.
DE MASKERS Via de gebruikersinterface krijgt u toegang tot alle informatie en instellingen van de operationele parameters van de unit. De handleiding beschrijft hoe u toegang krijgt tot de gewenste informatie en tot de parameters voor aanpassing van de verschillende functies. 4.1 De maskerstructuur Via de gebruikersinterface krijgt u toegang tot alle informatie en instellingen van de operationele parameters van de unit.
4.1.1 Het maskermenu Vanuit het hoofdmasker, door op de Menu-icoon te drukken, krijgt u toegang tot het hoofdmenu. In het hoofdmenu kunt u met de pijltjes-iconen door alle lagere menu's bladeren. Toegang tot menu's op een lager niveau wordt bepaald door uw inloggegevens. Sommige niveaus hebben vrije toegang.
4.2 Navigatie tussen de menu's Het gebruik van de maskerstructuur helpt tijdens het navigeren tussen de menu's. Enkele extra tips maken het gemakkelijker om de iconen te gebruiken, die fungeren als toetsen om tussen de maskers (pagina's) te navigeren. Denk eraan dat het hoofdmasker altijd het vertrekpunt is. Raadpleeg het hoofdstuk "Grafische conventies"...
4.2.3 Synopsis Dit menu is toegankelijk door aanraking van de "Synopsis"-icoon. "Synopsis" geeft u een algemeen overzicht van de werkmodus en belangrijkste parameters. De maskers verschillen naargelang de kenmerken van elke unit. De "Info"-iconen op de maskers geven toegang tot informatie en parameters van de betreffende component. Vertaling van originele instructies Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen Packaged Rooftop...
4.2.4 Login Het is essentieel om in te loggen met het toegewezen profiel, om toegang te krijgen tot de gereserveerde menu's en om de betreffende parameters te kunnen wijzigen. Om in te loggen moet u: - het toegangsniveau dat vereist is voor uw inloggegevens selecteren; - op het veldje "wachtwoord"...
SOFTWAREFUNCTIES 5.1 Introductie Voor beheer van de unit is de controller voorzien van specifieke software. De software bestaat uit een geheel van functies toegewijd aan de mogelijke werkcondities van de units. In de volgende hoofdstukken worden alle functies beschreven die door de software worden beheerd, van de algemene functies die in alle units aanwezig zijn, tot de functies voor specifieke versies of modellen.
5.2 Beheer van de setpoints Het setpoint voor regeling hangt voornamelijk af van de parameters "ST1" en "STH1". Hieronder staan de relatieve parameters voor het instelbare minimum en maximum setpoint. Parameter Min. Max. Beschrijving °C Mechanische koeling - Temperatuur-setpoint Mechanische verwarming / Bijverwarming in wintermodus - STH1 STH2 STH3...
5.2.2 Dynamisch setpoint van buitenluchtsonde bij koeling Het setpoint dat is ingesteld op de waarde van parameter "ST1" wordt "gecompenseerd" ten opzichte van de buitenluchttemperatuur. De betreffende parameters worden weergegeven in de tabel. De parameterwaarden zijn indicatief. Verschillende waarden kunnen worden ingesteld in specifieke gevallen.
5.2.3 Dynamisch setpoint van buitenluchtsonde bij verwarming Het setpoint dat is ingesteld op de waarde van parameter "STH1" wordt "gecompenseerd" ten opzichte van de buitenluchttemperatuur. De betreffende parameters worden weergegeven in de tabel. De parameterwaarden zijn indicatief. Verschillende waarden kunnen worden ingesteld in specifieke gevallen.
5.3 Temperatuurregeling De koel- en verwarmingsapparaten worden beheerd op basis van de temperatuurwaarde gemeten door de regelsonde. De proportionele band identificeert het instelbereik van de airconditioner en kan onafhankelijke waarden aannemen bij verwarming en koeling. De dode zone identificeert het verbodsbereik van de apparaten rond het setpoint (het gebruik ervan beantwoordt aan de eis om schommelingen in de regeling te vermijden).
Afhankelijk van de waarde ingesteld in parameter "ST9" voor koeling en "STH9" voor verwarming is de regelsonde: - 0 = uitblaaslucht-temperatuursonde; - 1 = retourlucht-temperatuursonde; Afhankelijk van de waarde ingesteld in parameter "ST11" voor koeling en "STH11" voor verwarming is de temperatuurregeling van het volgende type: - 0 = proportioneel;...
Pagina 22
Cascade temperatuurregeling Wanneer de parameter "ST11" ingesteld is op "1", wordt de "cascade regeling" geactiveerd. Deze functie voldoet aan het verzoek van de installatie en houdt de uitblaaslucht-temperatuur binnen de comfort- waarden. Dit vindt plaats met berekening van een virtueel setpoint vertrekkende van het ingestelde setpoint, gecorrigeerd met de waarde van de retourlucht-temperatuur.
5.3.2 Temperatuurregeling bij verwarming De temperatuurregeling bij verwarming van de unit gebeurt in functie van parameter "STH9", die de regelsonde bepaalt door de voor het setpoint ingestelde temperatuur (parameter “STH1”), en van parameter "STH11", die het type regeling instelt. Bij "proportionele regeling" zal de controller de beschikbare bronnen activeren met vermindering van de door de regelsonde afgelezen waarde ten opzichte van het ingestelde setpoint.
Pagina 24
Cascade temperatuurregeling Wanneer de parameter "ST11" ingesteld is op "1", wordt de "cascade regeling" geactiveerd. Deze functie voldoet aan het verzoek van de installatie en houdt de uitblaaslucht-temperatuur binnen de comfort- waarden. Dit vindt plaats met berekening van een virtueel setpoint vertrekkende van het ingestelde setpoint, gecorrigeerd met de waarde van de retourlucht-temperatuur.
5.3.3 Uitschakeling van de verwarming in functie van de buitenluchttemperatuur. De waarde van de buitenluchttemperatuur wordt gebruikt om de verwarmingsbronnen van de unit uit te schakelen. Uitschakeling gebeurt door hoge en lage temperatuur. De betreffende parameters worden weergegeven in de tabel. De parameterwaarden zijn indicatief.
5.4 Vochtigheidsregeling De vochtigheidsregelaars worden beheerd op basis van de door de regelsonde gemeten waarde. De gemeten waarde wordt vergeleken met de gewenste waarde (setpoint) en op basis van het verschil worden de meest geschikte apparaten geactiveerd. De proportionele band identificeert het instelbereik van de airconditioner en neemt dezelfde waarden aan voor zowel luchtbevochtiging als ontvochtiging.
Afhankelijk van de waarde ingesteld in parameter "HU11", is de referentiewaarde voor de vochtigheid: - 0 = relatief; - 1 = absoluut. 5.4.1 Relatieve-vochtigheidsregeling met proportionele regeling Door instelling van de parameter "HU11" op "0", wordt de luchtvochtigheid aangepast aan de relatieve waarde. De regeling van de relatieve vochtigheid gebeurt in functie van de parameter "HU14", die bepaalt op welke sonde het setpoint-behoud moet worden gegarandeerd, en de parameter "HU12", die het type regeling bepaalt.
5.5 Luchtbevochtiging De controller kan de luchtbevochtiging regelen door middel van een in de unit geïntegreerde luchtbevochtiger. Alle controller-parameters die betrekking hebben op het beheer van de geïnstalleerde luchtbevochtiger zijn geprogrammeerd in de fabriek. 5.5.1 Aanvullende functies van de geïntegreerde luchtbevochtiger Het beheer van de luchtbevochtiger omvat enkele aanvullende functies, die hieronder worden beschreven.
5.7 Regeling van de elektrische voeding De units kunnen worden uitgerust met beveiligingen tegen onjuiste aansluitingen van de fasevolgorde of spanningsvariaties buiten de voorziene drempels. De beveiligingen bestaan uit relais die, door middel van hun elektrisch contact, het alarm signaleren op een digitale ingang van de controller (de betreffende digitale ingang is weergegeven in het elektrische schema).
5.8 Besturing van de schuifkleppen Naast de luchtverversing in de omgeving, kan de controller andere functies beheren die verband houden met de verbetering van het comfort en zuinige verbruik van het systeem. Het aantal schuifkleppen aanwezig in de unit bepaalt de functies die kunnen worden beheerd: - unit met 2 schuifkleppen enkel voor luchtverversing;...
5.8.1 Besturing van de schuifkleppen De controller voorziet in twee besturingswijzen van de schuifkleppen: “standaard” en “adaptief”. Wanneer de schuifkleppen een vaste positie moeten behouden, bijvoorbeeld voor de juiste aanvoer van verse lucht, is het mogelijk dat bepaalde systeemcondities verhinderen dat het klepssignaal het gewenste luchtpercentage kan garanderen.
5.8.5 Recirculatie Een volledige luchtrecirculatie bij opstarting van het systeem of na een reinigingsbeurt zorgt ervoor dat de ingestelde temperatuur- en vochtigheidssetpoints sneller worden bereikt. Als alleen de luchtrecirculatie vereist is bij de start van de unit, stelt u parameter "DA52" in op "2". Door parameter “DA52”...
5.9 Bijverwarming Naast de verwarming verkregen via het koelcircuit, kan de controller andere warmtebronnen besturen, zoals elektrische weerstanden, een warmwaterbatterij met eventuele vrijgave voor een verwarmingsketel of brander. De logica van de controller werd ingesteld op de fabriek volgens de configuratie van de unit. De inschakeling van de verwarming en de werklogica kunnen worden aangepast naar persoonlijke wens.
5.9.1 Bestuurde apparaten De controller bestuurt de volgende geïnstalleerde apparaten: - elektrische weerstanden verdeeld in een of twee vermogensstappen; - een warmwaterbatterij, met analoog signaal voor regeling van de klepopening en digitale vrijgave voor besturing van een pomp die wordt geactiveerd zodra de klep begint te openen. Deze besturingswijze voorziet de antivriesfunctie;...
5.9.3 Activering met tijdsintervallen De unit kan automatisch worden bestuurd via tijdsintervallen. De stopzetting, variatie van de setpoints en werkmodus- wissel kunnen worden ingesteld. De betreffende parameters worden weergegeven in de tabel. Parameter Min. Max. Beschrijving Tijdsinterval 1 - Begin Tijdsinterval 1 - Einde Tijdsinterval 2 - Begin Tijdsinterval 2 - Einde...
5.1 Introductie De controller is geprogrammeerd om de componenten van de unit veilig te beheren en hun werking aan te passen naargelang de omstandigheden, met als doel de continuïteit van de werking te behouden. Daarom grijpt de controller bij het naderen van gevaarlijke conditie in door de werking van de unit geheel of gedeeltelijk te beperken.