Afdrukken met de basisinstellingen
In dit gedeelte wordt de eenvoudige procedure voor het instellen van het
zodat u op de juiste manier kunt afdrukken met dit apparaat.
1.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld
2.
Plaats papier
in het apparaat
3. Open het
eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
4. Selecteer een veelgebruikt profiel
Selecteer een geschikt afdrukprofiel bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het
tabblad Snel instellen (Quick Setup).
Wanneer u een afdrukprofiel selecteert, worden voor Extra functies (Additional Features),
Mediumtype (Media Type) en Papierformaat printer (Printer Paper Size) automatisch de vooraf
ingestelde waarden toegepast.
5. Selecteer de afdrukkwaliteit
Selecteer Hoog (High), Standaard (Standard) of Klad (Draft) voor Afdrukkwaliteit (Print Quality),
afhankelijk van het gewenste afdrukresultaat.
tabblad Snel instellen
271
beschreven,