Figuur 34
1. Mengregelklep
Opmerking: Om te mengen, moet u de aftakas en
de koppeling inschakelen en de motor stationair laten
lopen. Als u stopt met sproeien en wilt gaan mengen,
moet u de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de
koppeling laten opkomen, de parkeerrem in werking
stellen, en de gashendel (indien aanwezig) open zetten.
Drukmeter
De drukmeter bevindt zich rechts van de tank
(Figuur 34). Deze meter toont de druk van de vloeistof
in het systeem in psi en bar.
Aftaphendel van tank
De aftaphendel van de tank bevindt zich boven op de
tank (Figuur 35). Om de tank af te tappen, moet u de
moer losdraaien en de T-hendel omhoogtrekken totdat
u de gewenste afvoerstroom hebt verkregen.
Belangrijk: Trek voorzichtig aan de hendel.
Gebruik hierbij niet te veel kracht, omdat de
onderdelen van de afvoerbuis van de tank dan
schade kunnen oplopen.
Draai de kunststofmoer aan de onderkant van de hendel
vast om de afvoerbuis van de tank in de geopende stand
te houden. Als de tank is afgetapt, draait u de moer los
en drukt u de T-hendel zo ver mogelijk in. Draai de
moer weer vast om de afvoerbuis in de gesloten stand te
houden.
Opmerking: De kunststofmoer op de afvoerbuis van
de tank moet stevig worden vastgedraaid om lekkage bij
de aftaphendel te voorkomen.
2. Drukmeter
1. Aftaphendel van tank
Tankdeksel
Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank
(Figuur 36). Op het deksel te openen, moet u de motor
afzetten, de parkeerrem in werking stellen, de voorste
helft van het deksel naar links draaien en open klappen.
U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze
te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u de zeef
terugplaatsen als u deze hebt verwijderd, het deksel
dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts
draaien.
1. Tankdeksel
Anti-overloopaansluiting
Op de voorkant van de tank bevindt zich een
anti-overloopaansluiting, een slangaansluiting met een
schroefdraadverbinding en een 90º geribde fitting, die u
kunt leiden naar de tankopening (Figuur 36). Op deze
aansluiting kunt u een waterslang bevestigen zodat u de
tank met water kunt vullen zonder dat de slang wordt
verontreinigd door de chemische stoffen in de tank.
Zorg ervoor dat de slang zo lang is, dat de minimale
afstand tussen het water en het uiteinde van de slang
ongeveer 10 tot 20 cm bedraagt zonder dat de slang
het water raakt en zorg ervoor dat aan alle plaatselijk
geldende regels wordt voldaan.
Belangrijk: Zorg ervoor dat de slangaansluiting
niet in contact komt met de vloeistof in de tank. U
mag de slang niet verlengen zodat deze in contact
kan komen met de vloeistof in de tank.
31
Figuur 35
Figuur 36
2. Anti-overloopaansluiting