Onderhoud
4.
Druk de uiteinden van de slangklem naar elkaar
toe en schuif de slangklem over de
brandstofslang, naar de brandstoftank toe
(fig. 30).
5.
Trek de brandstofslang van het filter af (fig. 30).
Open de kraan en laat de benzine in een
opvangbak of jerrycan lopen.
NB:
Omdat de tank nu toch leeg is, is dit
een goed moment om het
brandstoffilter te vervangen.
6.
Monteer de brandstofslang aan het filter. Schuif
de slangklem naar het filter toe om
brandstofslang en filter vast te zetten. Zie
Brandstoffilter vervangen, pagina (fig. 34).
3
2
Figuur 30
1. Slangklem
2. Brandstofslang
Brandstoffilter
Onderhoudsinterval/Specificatie
Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren
of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
34
1
3. Filter
Brandstoffilter vervangen
Na verwijderen nooit een vuil filter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
1.
Schakel de PTO uit, stel de parkeerrem in
werking en draai de contactsleutel in de stand
"OFF" om de motor te stoppen. Neem de sleutel
uit de contactschakelaar.
2.
Draai de brandstofkraan aan de brandstoftank
dicht (fig. 29).
3.
Open de motorkap.
4.
Knijp de uiteinden van de slangklemmen naar
elkaar toe en schuif ze weg van het filter
(fig. 31).
5.
Trek het filter uit de brandstofslangen.
3
1218
2
1. Slangklem
2. Brandstofslang
6.
Monteer een nieuw filter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
7.
Open de brandstofkraan aan de brandstoftank
(fig. 29).
8.
Sluit de motorkap.
1
Figuur 31
3. Filter
1217