•
Het toestel de juiste instelling heeft. Controleer de kenplaat op gassoort en land
van bestemming.
6.4 Controle van voordruk en branderdruk
Het toestel is ingesteld op de juiste branderdruk. Instelling van de branderdruk is niet
noodzakelijk. Omdat de voordruk in de huisinstallatie niet altijd correct is, is het verstandig
om de voordruk na installatie en bij reparatie te controleren.
Meten voordruk:
1. Draai de toestelkraan dicht;
2. Draai de meetnippel C (zie fig. 22) enige slagen open en sluit een meetslang aan;
3. Controleer of de gemeten druk overeenkomt met de vermelde druk op de kenplaat;
4. Doe deze meting bij volstand van de haard en als de haard op waakvlam staat;
5. Indien de druk te laag is controleer dan of de leidingen van voldoende diameter zijn;
6. Bij een te hoge druk (meer dan 5 mbar hoger), mag u het toestel niet aansluiten en
moet u contact opnemen met het energiebedrijf;
7. Controle van de branderdruk alleen bij juiste voordruk uitvoeren. De branderdruk kunt
u meten op meetnippel D. De druk moet overeen komen met de waarde vermeld op de
kenplaat. Bij afwijking contact opnemen met de leverancier.
Let op: na controle van de voor- of branderdruk altijd de drukmeetnippel dichtdraaien en
op dichtheid controleren!
NL/BE
A.
Drukregelaar branderdruk
B.
Instelschroef
aansteekbrander
C.
Drukmeetnippel voordruk
D.
Drukmeetnippel
branderdruk
>
>
>
>
31