NL/BE
6. Afleveringscontrole
6.1. Controle werking waakvlam
1. Druk in en draai de bedieningsknop A van positie
vlam). U hoort dan één tik en een vonk springt over. Houd de knop enige tijd ingedrukt
zodat lucht uit de leiding kan ontsnappen;
2. Draai de knop terug in de startpositie en herhaal enige keren bovenstaande handeling
totdat de waakvlam ontsteekt;
3. Houd de knop na ontsteken nog ongeveer 10 seconden ingedrukt;
4. Laat de knop los en controleer of de waakvlam blijft branden.
6.2. Controle werking hoofdbrander
1. Draai knop B maximaal rechtsom;
2. Draai knop A linksom tot positie
3. Draai knop B maximaal linksom. De brander zal nu ontsteken en maximaal gaan
branden. Controleer de branderstraat bij alle verbindingen en meetnippels op
gaslekkage met lekspray of gasdetector;
4. Controleer de ontsteking van de hoofdbrander op vol- en kleinstand (de ontsteking moet
vlot en rustig verlopen);
5. Draai knop B maximaal rechtsom. De brander gaat uit;
6. Draai knop A terug naar positie
6.3 Controle rookgasafvoersysteem
1. Laat de haard op volstand branden;
2. Controleer het vlammenbeeld. Dat wil zeggen geen vlammen tegen het glas of
houtstammen. Indien niet goed, controleer dan de houtsetopstelling;
3. Controleer na 10 minuten of de vlammen helder geel branden. Bij blauwe vlammen,
donkergele roetende vlammen uitschakelen, controleer:
•
De verbindingen van de buizen (geen lekkage);
•
De montage van de uitlaat. Bij muurdoorvoer juiste kant boven. Bij dakdoorvoer
juiste type en plaats (zie ook hoofdstuk 3);
•
Of de maximum lengte van de rookgasafvoer niet is overschreden;
•
De juiste stuw gemonteerd is;
30
<
<
<
<
linksom naar positie
(grote vlam);
. De waakvlam gaat uit.
(kleine