SOL AEL
20/05/2015 - 300028516-001-03
3.5.4.
Types sensoren
De regeling SOL AEL gebruikt uitsluitend de zeer nauwkeurige
temperatuursensoren model Pt1000.
De plaatsing van de sensoren bepaalt in hoge mate de algehele
effectiviteit van de installatie. De temperatuur van de collector moet
gemeten worden door de sensor die in de dompelbuis van de collector
geplaatst is (Zie de montagehandleiding van de zonnecollectoren).
Bij een warmwatertoestel met ingebouwde wisselaar moet de sensor
M000391-B
onderin het warmwatertoestel op de hiervoor bestemde plaats
geïnstalleerd worden. Bij gebruik van externe wisselaars moet de
sensor onderin het warmwatertoestel of op de retourleiding van het
secundaire circuit geplaatst worden.
De types sensoren FKP en FRP zijn technische gezien gelijk en de
modellen lijken op elkaar. Alleen de elektrische aansluitingen
verschillen van elkaar:
4 FK: sensorkabel van silicone van 1.5 m die ongevoelig voor
klimaat- en temperatuurverschillen is en geschikt is voor
temperaturen van -50 °C ... +180°C, bestemd voor de sensor.
4 FR: kabel HO7 RN-F van 2.5 m bedoeld voor temperaturen tussen
5 en 80°C, bestemd voor het warmwatertoestel.
Neem de geldende regelgeving in acht. Houd u aan de geldende
regelgeving. De kabels van de sensoren werken met een lage
spanning, zij mogen niet met kabels met spanningen boven 50 volt
samenlopen in een kabelgoot. De kabels van de sensoren kunnen
worden verlengd tot 100 m. De doorsnede van de verlengkable moet
2
1.5 mm
zijn (of 0.75 mm
grotere lengtes of gebruik in kabelgoten, moeten afgeschermde
kabels worden gebruikt. Gebruik dompelbuizen voor de
dompelsensoren.
Om risico's van overspanning ter hoogte van de voelers
van de sensoren te voorkomen (bijvoorbeeld als gevolg
van een bliksemafleider in de buurt), raden wij u aan een
beveiligingssysteem tegen overspanning te installeren.
3. Technische beschrijving
2
voor lengtes van maximaal 50 m). Voor
14