Inhoudsopgave
Advertenties
WAARSCHUWING
Om het risico van ernstig letsel te verminderen moet u de
Drukontlastingsprocedure op blz. 9 volgen, elke keer
als u de instructie krijgt om de druk te ontlasten.
PROBLEEM
De pomp werkt niet.
De pomp werkt, maar er is
weinig opbrengst bij beide
slagen.
De pomp werkt, maar
de uitvoer is laag bij
de neerwaartse slag.
De pomp werkt, maar
de uitvoer is laag bij
de opwaartse slag.
HET OPSPORINGSSCHEMA VOOR STORINGEN GAAT VERDER OP BLZ. 13.
* Om vast te stellen of de materiaalslang of het pistool verstopt is, moet u eerst de Drukontlastingsprocedure op blz. 9 volgen.
Haal de materiaalslang los en plaats een opvangbak bij de pompuitlaat om materiaal op te vangen. Voer net genoeg lucht toe
om de pomp te starten. Als de pomp start wanneer lucht wordt aangezet, zit de verstopping in de materiaalslang of in het pistool.
12 308017
Opheffen van storingen
OORZAAK
Verstopte leiding of onvoldoende
luchttoevoer; de ventielen zitten
dicht of verstopt.
Verstopte materiaalslang of verstopt
pistool/verstopte kraan; de binnen-
diameter van de materiaalslang is te klein.
Er is materiaal opgedroogd op de
cilinderstang.
Onderdelen van motor zijn vuil, versleten
of beschadigd.
De luchtleiding is verstopt of er is
onvoldoende luchttoevoer. De ventielen
zitten dicht of verstopt.
Er zit iets vast in de materiaalslang of
het pistool/de kraan; de materiaalslang
heeft een te kleine binnendiameter.
De ontluchtingskraan staat open.
Er lekt lucht in de aanvoerbak.
Het materiaal is te zwaar voor
het voorpompen van de pomp.
Inlaatventiel of dichtingen blijven open
staan of zijn versleten.
Versleten pakkingen in de verdringerpomp. Vervang de pakkingen.
Het materiaal is te zwaar voor het
voorpompen van de pomp.
Inlaatventiel of dichtingen blijven open
staan of zijn versleten.
Zuigerventiel of dichtingen blijven open
staan of zijn versleten.
1.
Ontlast de druk.
2.
Controleer eerst alle mogelijke oorzaken en problemen,
voordat u de pomp demonteert.
OPLOSSING
Reinig de luchtleiding, voer de luchttoevoer op.
Controleer of alle ventielen open zijn.
Open, ontstop*; gebruik een slang met een grotere
binnendiameter.
Reinig de stang; zet de pomp altijd stil als de slag
in de onderste stand is; houd het reservoir voor 1/3
gevuld met een geschikt oplosmiddel.
Reinig de motor of repareer hem; zie daarvoor de
afzonderlijke handleiding voor de motor.
Reinig de luchtleiding, voer de luchttoevoer op.
Controleer of alle ventielen open zijn.
Openen, ontstoppen*; gebruik een slang met een
grotere binnendiameter.
Sluit de kraan.
Controleer de dichting van de ramplaat.
Gebruik de ontluchtingskraan
(zie blz. 10; gebruik een ram).
Ontstop het ventiel; vervang de dichtingen.
Gebruik de ontluchtingskraan
(zie blz. 10; gebruik een ram).
Ontstop het ventiel; vervang de dichtingen.
Ontstop het ventiel; vervang de dichtingen.
Advertenties
Inhoudsopgave
