Error
8.5.4 Minimaal gekoeld waterdebiet
Het minimale koelwaterdebiet wordt weergegeven in tabel 8-8.
Als het systeemdebiet kleiner is dan het minimale eenheidsde-
biet, kan het debiet van de verdamper opnieuw worden gerecir-
culeerd, zoals weergegeven in het schema.
Voor minimaal koelwaterdebiet
UNIT
Afb 8-30-1
8.5.5 Maximaal gekoeld waterdebiet
Het maximale koelwaterdebiet wordt beperkt door de toegesta-
ne drukval in de verdamper. Deze is opgenomen in tabel 8-8.
Als het systeemdebiet groter is dan het maximale eenheidsde-
biet, dient u de verdamper om te leiden zoals aangegeven in
het schema om een lager verdamperdebiet te verkrijgen.
UNIT
Afb 8-30-2
8.5.6 Minimaal en maximaal waterdebiet
Tabel 8-6
Item
Waterstroomsnelheid (m
Model
KEM-75 DRS5 KH
KEM-90 DRS5 KH
KEM-140 DRS5 KH
KEM-180 DRS5 KH
Aanbeveling
Afb. 8-26 Ontwerp van de opslagtank
Hercirculatie
Hercirculatie
3
/u)
Minimum
Maximum
8
15,5
10,2
18
15,6
28,5
20,4
36,0
Error
8.5.7 Keuze en installatie van de pomp
1) Kies de pomp
a) Selecteer het waterdebiet van de pomp
Het nominale waterdebiet mag niet lager zijn dan het nominale
waterdebiet van de unit; bij meervoudige aansluiting van units
mag dat waterdebiet niet lager zijn dan het totale nominale
waterdebiet van de units.
b) Kies de slag van de pomp.
H=h1+h2+h3+h4
H: De slag van de pomp.
h1: Waterbestendigheid van de hoofdunit.
h2: Waterbestendigheid van de pomp.
h3: De waterbestendigheid van de langste waterlusafstand
omvat:
bestendigheid van de leidingen, bestendigheid van de verschil-
lende kleppen, bestendigheid van de flexibele slangen, besten-
digheid van de elleboogpijp en het driewegsstuk, bestendigheid
van het tweewegs- of driewegsstuk, evenals de bestendigheid
van het filter.
H4: de langste afsluitweerstand.
2) Installatie van de pomp
a) De pomp moet worden aangesloten op de watertoevoerlei-
ding, met aan weerszijden zachte connectoren om de pomp
trillingsbestendig te maken.
b) De reservepomp voor het systeem (aanbevolen).
c) De units moeten voorzien zijn van een besturing van de hoof-
dunit (zie afb. 8-18 voor het bedradingsschema van de bestu-
ring).
8.5.8 Waterkwaliteit
1) Controle van de waterkwaliteit
Wanneer industrieel water wordt gebruikt als koelwater, kan er
weinig naar binnen sijpelen, maar als koelwater gebruikt put- of
rivierwater kan veel sediment veroorzaken, zoals o.a. bramen,
zand, enz.
Daarom moet put- of rivierwater worden gefilterd en onthard in
wateronthardingsapparatuur voordat het in het koelwatersys-
teem stroomt. Als zand en klei in de verdamper bezinken, kan
de circulatie van gekoeld water geblokkeerd raken, wat kan
leiden tot bevriezing. Als de hardheid van koelwater te hoog is,
kan er gemakkelijk afzetting ontstaan en kunnen de apparaten
aangetast raken. Daarom moet de kwaliteit van koelwater wor-
den geanalyseerd voordat het wordt gebruikt. Zo moet o.a. de
pH-waarde, het geleidingsvermogen, het chloride-iongehalte en
het sulfide-iongehalte worden gecontroleerd.
32
Aanbeveling