Optie-instellingen bevestigen
■ [d-04] Bevestig de optie-instelling. Standaard [d-04]=0 (geen
optie aangesloten). [d-04] moet op 1 worden ingesteld
wanneer er een backupverwarming is aangesloten.
[E] Uitlezing informatie over de unit
■ [E-00] Uitlezing van de softwareversie (voorbeeld: 23)
■ [E-01] Uitlezing van de EEPROM-versie (voorbeeld: 23)
■ [E-02] Identificatie model unit
zonder EKMBUH
EKCBX
EKCBH
(a) Standaardinstelling
Standaard
is
de
unit
backupverwarming.
Wanneer
backupverwarming aan het systeem wordt toegevoegd moet
[E-02] worden gewijzigd door de volgende stappen uit te voeren:
LET OP
Instelling [E-02] kan enkel worden aangepast tijdens
de eerste 3 minuten nadat de unit AAN is gezet.
1 Wijzig de lokale instelling [E-02] volgens het model dat van
toepassing is (zie bovenstaande tabel).
2 Stel de lokale instelling [d-04] in op 1 om de aangesloten
optie te bevestigen.
3 Schakel het koelen/verwarmen van ruimten en warm water
voor huishoudelijk gebruik UIT.
4 Schakel de spanning UIT.
5 Wacht minimaal 15 seconden en schakel de spanning dan
weer IN.
■ [E-03] Uitlezing van de vloeibare koelmiddeltemperatuur
■ [E-04] Uitlezing van de inlaatwatertemperatuur
LET OP
De uitlezingen [E-03] en [E-04] worden niet permanent
geactualiseerd. De temperatuuruitlezingen worden
pas geactualiseerd nadat weer naar de eerste codes
van de lokale instellingen wordt teruggekeerd.
[F] Instelling optie
Pompwerking
De lokale instelling van de pompwerking geldt alleen voor de logica
van de pompwerking wanneer DIP-schakelaar SS2-3 op UIT staat.
Wanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pomp
stilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de in [4-02]
ingestelde waarde of als de buitentemperatuur onder de in [F-01]
ingestelde waarde daalt. Wanneer de pompwerking geactiveerd is,
kan
de
pomp
bij
alle
"12.3. Configuratie van de pompwerking" op pagina
■ [F-00] Pompwerking: bepaalt of de functie pompwerking
geactiveerd (1) of gedeactiveerd(0) is.
Toelating koelen van ruimten
■ [F-01] Toelatingstemperatuur koelen van ruimten: bepaalt de
buitentemperatuur waaronder koelen van ruimten uitge-
schakeld is.
INFORMATIE
Deze functie geldt alleen voor EKCBX wanneer
koelen van ruimten geselecteerd is.
Montagehandleiding
35
[E-02] waarde
(a)
met EKMBUH
0
13
16
29
ingesteld
als
een
unit
er
een
EKMBUH-
buitentemperaturen
werken.
23.
Besturing bodemplaatverwarming
Geldt enkel indien de optie kit met bodemplaatverwarming is
geïnstalleerd.
■ [F-02] Inschakeltemperatuur bodemplaatverwarming: bepaalt
de buitentemperatuur waaronder de binnenunit de bodem-
plaatverwarming activeert om bij een lage buitentemperatuur
ijsvorming in de bodemplaat van de buitenunit te voorkomen.
■ [F-03] Hysterese
temperatuurverschil tussen de in- en uitschakeltemperatuur
van de bodemplaatverwarming.
Bodemplaatverwarming
zonder
T
Buitentemperatuur
A
VOORZICHTIG
De bodemplaatverwarming wordt bestuurd via X14A.
Controleer of [F-04] juist is ingesteld.
Functionaliteit van X14A
■ [F-04] Functionaliteit van X14A: bepaalt of de logica van
X14A het outputsignaal voor het zonnekitmodel (EKSOLHW)
(0) volgt ofwel of de logica van X14A de output voor de
bodemplaatverwarming volgt (1).
INFORMATIE
Onafhankelijk van lokale instelling [F-04], volgt contact
X3-X4 (EKRP1HB) de logica van het outputsignaal voor
het zonnekitmodel (EKSOLHW). Zie de afbeelding hierna
voor de schematische locatie van dit contact.
Zie
bodemplaatverwarming:
AAN
[F-03]
UIT
T
[F-02]
A
X2M
OFF ON
SS1
X1M
YC Y1 Y2 Y3 Y4
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
bepaalt
het
EKCBX/H008BCV3
4P348533-1A – 2013.04