Werking
3.6
CS1200 ICL
Oliemanometer
De oliedruk wordt op de oliedrukmeter (1) getoond.
De oliedruk mag niet hoger zijn dan 0,3 bar.
OPGELET
LAGE OLIEDRUK!
Een te lage oliedruk kan aanzienlijke materiële
schade tot gevolg hebben.
‣
Onderschrijd de minimale toegestane oliedruk
niet.
‣
Als er na een korte looptijd geen oliedruk wordt
opgebouwd, moet u de compressor uitzetten en
het oliepeil controleren, en eventueel de olie‑
aanzuigzeef schoonmaken.
Servicedisplay onderdruk
De onderdruk bij de compressor wordt op de service‑
display onderdruk (2) getoond.
De onderdruk mag niet hoger worden dan 65 mbar
(rode gebied in de servicedisplay).
OPGELET
MAXIMUM ONDERDRUK OVERSCHREDEN!
Een te hoge onderdruk (> 65 mbar) kan
leiden tot oververhitting en schade aan de
compressor.
‣
Reinig in dit geval het aanzuigfilterelement van
de compressor of vervang het wanneer het erg
vuil is (Hoofdstuk 4.4.3 op pagina 24).
De servicedisplay resetten
Als de toegestane onderdruk werd overschreden, dan moet de servicedisplay na het verhelpen van de
storing worden gereset. Dit gebeurt dienovereenkomstig voor "Servicedisplay variant 2" in Hoofdstuk
3.5.2 op pagina 16.
Keuzeschakelaar voor ventilatortoerental
Het ventilatortoerental kan met de keuzeschakelaar (3)
in twee standen worden gezet:
·
Pos. links (5):
"HOT" ventilator is uitgeschakeld
·
Pos. rechts (4): "COOL" ventilator (automatische
met temperatuurregeling) is ingeschakeld
18
1
47757786 A