Machine bijtanken
Bij het tanken van de machine zijn roken en het gebruik van open vuur en andere brandbare stoffen
verboden. De gevarenzone moet met borden worden aangegeven. In de gevarenzone moet zich een
brandblusser bevinden.
Gemorste brandstof moet onmiddellijk met oliebindmiddel worden gebonden. Het besmette oliebind-
middel moet volgens de geldende milieubeschermingsbepalingen worden afgevoerd.
De opslag van dieselolie mag, indien er geen benzinepomp ter beschikking staat, alleen in daarvoor
STOP
goedgekeurde jerrycans plaatsvinden.
De machine moet telkens op tijd worden bijgetankt, zodat hij niet leeggereden wordt. Lucht in het
brandstofsysteem kan de inspuitpomp beschadigen.
Om te vermijden dat er condenswater in de brandstoftank ontstaat bij een langere inactiviteit van de
machine, moet de dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulopening worden gevuld.
De tankdop is voorzien van een druksluiting. Door op de linkerkant van de tankdop te drukken en
hem daarna los te laten, wordt hij een beetje geopend.
Parkeerrem aanhalen en motor uit zetten.
Tankdop (3) openen.
Tankdop (1) openen door deze linksom te draaien.
Dieselolie tot aan de onderkant van de vulopening vullen.
Tankdeksel losschroeven en tankdop sluiten.
130
Bedrijf
R5625-8144-2
01/2018