4. Installatie
4.
Installatie
Bij de toepassing in voertuigen en schepen moeten het
toestel en de tankpatronen tegen ongevallen beveiligd
bevestigd worden.
Het toestel mag niet in een explosiegevaarlijke omgeving
worden gebruikt.
Het toestel is niet waterdicht. Let erop dat er geen water
kan binnendringen.
Het toestel en de tankpatronen moeten tegen de toegang
van kinderen, tegen temperaturen van boven de 45 °C
alsmede tegen directe zoninstraling zijn beveiligd.
4.1
Inbouwruimte
Let er bij de keuze van de montageplek op dat het
toegestane temperatuurbereik tussen –20 °C en +40 °C
ligt.
Het toestel veroorzaakt warmte die naar buiten afgevoerd
dient te worden. Houd hiermee rekening bij de keuze van
de inbouwruimte.
Plan bij de inbouw in gesloten vertrekken een opening
met een doorsnede van ten minste 10 cm voor de
toevoerlucht in. Gebruik de meegeleverde afvalwarmte
geleiding voor de afvoer van de verwarmde koelingslucht.
Het toestel dient uitsluitend rechtop te worden
geïnstalleerd. Gebruik voor de installatie de
meegeleverde montageplaat.
Let erop dat het toestel niet schuiner komt te staan dan
toegestaan.
Helling rond lengteas:
Continu:
Tijdelijk (<10min):
Helling rond dwarsas:
Continu:
15
35°
45°
20°